Pijlkruid.—Sagittaria sagittifolia.
Ieder, die bij een wandeling in ons waterrijk vaderland zijn oogen niet geheel sluit voor hetgeen terzij van den weg in de slooten te zien is, kent de bijzonder fraaie klassieke pijlvormige bladeren, die min of meer hoog boven het water uitsteken.
Maar buiten die bladeren is er nog veel ander moois aan dit Pijlkruid op te merken. De groenachtig paars gekleurde kelk en de grootere witte bloemkroon met een fraaie roodpaarse vlek aan den voet der petala, zoo dienstig om de insecten te lokken, die noodig zijn voor de bestuiving, daar de wind dit hier niet doet, zouden u aanvankelijk niet doen denken aan een eenzaadlobbig gewas, zoo gewoon zich met een eenvoudig bloemdek te vergenoegen; maar dat die kelk en bloemkroon beide driebladig zijn, heft uw twijfel spoedig op. Dit getal 3 vindt ge ook in de kantigheid van stengel en stelen en in het aantal bloemen, dat telkens aan korte steeltjes, gestut door schutblaadjes, bij elkaar zit, zorgvuldig steeds zóó, dat de leden van een volgend driebloemig kransje niet juist boven die van het vorige zitten, maar daarmede afwisselen.
Dat de bovenste dier bloemen niets dan een groot aantal meeldraden bevatten, met korte witte helmdraden en groote paarse helmknoppen, waaruit helder geel pollen komt, terwijl de onderste daarentegen slechts vele stampertjes omsloten houden, leert u, dat we hier een éénhuizige plant hebben. Toch zult gij beide, de mannelijke en de vrouwelijke bloemen, hoewel altijd op één plant voorkomende, daarop niet te gelijk in bloei aantreffen. Het pijlkruid is zeer protogynisch en als gij de bovenste meeldraadbloemen nog heerlijk ziet prijken met de drie mooie witte bloemblaadjes, zijn ze bij de onderste reeds lang verflenst en zijn de vruchtjes reeds op weg van hun rijpheid.
Hebben ze die bereikt, dan vormen zij dikke kogels, die uit honderden platte, naar buiten in een puntje uitloopende afzonderlijke vruchtjes bestaan, door den vliezigen vruchtwand gevleugeld, waarin men, tegen 't licht gehouden, het zaadje kan zien liggen.
Zooals stengel en stelen en bladeren erg licht zijn, door de met lucht gevulde holten er in, is dit ook met de vruchtjes het geval; zij drijven zeer gemakkelijk op het water en worden door den wind, die ook op de oppervlakte van stilstaand water zijn werking uitoefent, als lichte vaartuigjes ver weggevoerd.