Spurrie.—Spergula arvensis.
De gewoonheid zelf, zoo'n klein wit spurriebloempje, vijf bloemblaadjes, vijf kelkblaadjes, vijf meeldraden en vijf stijlen, en een vijfkleppig doosvruchtje en daarbij niet enkel gewoon door 't aantal, ook alles doodgewoon van vorm, de bloemblaadjes keurig afgerand, niet ingesneden, de kelkblaadjes iets kleiner dan die der bloem en bij al die gewoonheid is het ook nog een algemeen voorkomend plantje, omdat het veel als voeder voor 't vee wordt gekweekt en op bijna alle zandgronden in 't wild wordt aangetroffen.
Doch bij haar alledaagschheid doen zich voor den beschouwer, die nauwkeurig toekijkt, tal van aardige bijzonderheden aan de plant voor. Allereerst dan de beharing op bladen, stengel, kelk en bloemsteel; met de gewone loupe reeds kunt ge elk haartje als klierdragend herkennen door het knopje op zijn top, en dan, wat interessante bewegingen voeren de bloemsteeltjes uit! De bloempjes staan in bijschermen, maar veelal ziet ge den steel van het topbloempje naar beneden geslagen, als namelijk het ephemere bloempje, dat zijn bloeitijd slechts bij uren telt, is uitgebloeid; zwaar hangt het stevige doosvruchtje rechtstandig aan zijn steeltje neer, maar zie ginder, daar staan de opengesprongen vruchtjes weer rechtstandig overeind en 't steeltje heeft den stand hernomen, dien het had, toen het de bloemknop droeg. Al die verschillende standen en overgangen geven iets opmerkelijk hoekigs aan een tak van bloeiende spurrie.
In de met vijf klepjes wijd openstaande vruchtjes vindt ge vele kleine zwarte zaden en zie, bij een geringe vergrooting reeds merkt ge daarop een smalle vleugellijst, als de houten aequator om uw globe, het bolronde zaadje omspannend.
Ten slotte nóg iets ongewoons aan 't spurrieplantje. Dat zijn de bladen, die lijnvormig zijn, maar die daarom niet slap neerhangen. Ze zijn een beetje vleezig en staan in twee bundeltjes aan de verdikte holle stengelknoopen, zoodat ze kransen schijnen te vormen. Elk blad is van onderen in de lengte gegroefd, alsof het was toegeslagen en daar er veel zijn en de knoopen nog al dicht bij elkaar liggen, maakt de plant volstrekt geen indruk van leegte of kaalheid ondanks de smalte der bladeren.