Koninginnekruid.—Eupatorium cannabinum.
Wanneer men de 1½ à 2 M hooge plant, met zijn forschen bebladerden stengel en groote breede fletsrose bloemtuilen, ziet staan in 't kreupelhout langs den weg of aan een sloot, meent men eerst met Valeriaan te doen te hebben, die algemeener is en juist op dezelfde plaatsen en gronden voorkomt. En toch, wat is 't verschil tusschen de beide planten groot, als men gaat vergelijken! Wat ge voor één valeriaanbloempje hieldt, blijkt te bestaan uit vijf bloempjes, tot een hoofdje vereenigd; in dichte pluimen staan al die hoofdjes bijeen en vele er van zijn aan één stengel tot een scherm of ook wel tot een bloemtuil vereenigd. Een heerlijk dichte bloemenmassa wordt aldus gevormd, mooi rose reeds als nog elk hoofdje slechts een knopje is.
De omwindselbladen der uit hoogstens vijf bloempjes bestaande hoofdjes van ons Koninginnekruid zijn namelijk breed rose gerand en vormen aaneengesloten mooie van onder groene, van boven rose spitse knopjes. Komt het bloemhoofdje iets verder heen, dan splijt het knopje en 't blijkt een bekertje te zijn van vijf buisbloempjes, elk met vijf bloemkroonslipjes. Uit de bij de Composieten steeds aanwezige buis, waartoe de helmknoppen, vijf in getal, zijn vergroeid, schuift de stijl omhoog, met zijn twee hier forsche en duidelijk te onderscheiden stempels, die zich dwars over elkaar leggen als twee gekruiste zwaarden. Met hun zamelharen hebben zij in de antherenbuis zich met stuifmeel uit hun eigen bloempje beladen, maar aan hun buitenkant, en nu zal bij 't strijken der stempels over elkaar de kleverige binnenkant ook daarvan worden voorzien, en wel, bij de dichte opeenhooping der bloempjes, allicht ook van stuifmeel, afkomstig uit een naburige bloem. Die waarschijnlijkheid wordt grooter, als men bedenkt, dat de bloempjes niet alle op denzelfden tijd rijp zijn, zoodat jongere en oudere in elkaars nabijheid voorkomen.
Elk der vijf bloempjes uit het hoofdje is gevat in een lijst van lange witte haren, die later een sierlijk ongesteeld vruchtpluis vormen op het geribde met glinsterende kliertjes bezette vruchtje.
De forsche drie-, soms vijftallige bladen zijn tegenoverstaand en kort gesteeld; elk blaadje is onregelmatig gezaagd en de stevige met klierachtige haren bezette stengel draagt met gemak de zware bloemenmassa op zijn top.