Egelskop of Duiker—Sparganium ramosum.
In deze in onze slooten zoo veelvuldig voorkomende plant hebben we een voorbeeld van eene, die uitsluitend door den wind bestoven wordt, en geen moeite doet om insecten te lokken. Geen geuren, geen kleuren, want alles is licht of donker groen aan dezen bloeienden Duiker, en ook geen honig vindt men hier. 't Is tevens een goed voorbeeld van een eenhuizige plant, dus eene met eenslachtige bloemen, waarbij de mannelijke en vrouwelijke op dezelfde plant gevonden worden. Men ziet op de afbeelding de eerste aan de toppen der takken en de vrouwelijke, in wat grootere maar minder talrijke kogels bijeen, daaronder. Links er naast is nog een verzameling dezer laatste op meer gevorderden leeftijd geteekend, een kogel van vruchtjes, de echte egelskop, die geheel rijp gemakkelijk in zijn deelen uiteen valt.
Plukt men eerder een kogel van vrouwelijke bloempjes uit elkaar, dan ziet men ieder dezer slechts bestaan uit een kruikvormig stampertje, drie dekschubjes en een schutblaadje, terwijl de mannelijke bloemen alleen uit meeldraden met dekschubjes bestaan, meest met drieën bijeen een bloempje vormend.
Fraaie of groote bloembekleedsels zijn er dus niet, en meeldraden en stampers liggen geheel open voor de luchtstroomen, die wolkjes stuifmeel van hen wegvoeren of naar hen toe drijven. Beide bewerkingen geschieden niet bij dezelfde plant tegelijk. De vrouwelijke bloemen zijn veel eerder rijp dan de mannelijke en als dus de kleverige witte naar buiten uitstekende stempeltjes van de onderste kogels gretig de pollenkorreltjes van de buren opvangen, zijn de vlak er boven zittende kogeltjes nog lang niet met hun stuifmeel gereed, zoodat zij eerst vrijwat later anderen den dienst der bestuiving zullen helpen bewijzen. En dat een exemplaar van de plant door zijn eigen stuifmeel bevrucht zou worden is door deze regeling geheel onmogelijk.
De bladeren van den Sparganium zijn, zooals we ze van een eenzaadlobbig in den bodem van niet zeer diep zoetwater bevestigd gewas verwachten, lang, smal, lintvormig, rechtnervig, van onderen scheedevormend en elkaar omsluitend en steunend, en dan even als de stengel met veel lucht er in, in fraai gevormde cellen. Onder elke tak met bloemen zit ook zulk een blad, kleiner dan de overige, en aan den voet aardig tot een gootvormige scheede uitgehold.