Pagina:Plantenschat - inleiding tot de kennis der flora van Nederland (1898).djvu/220

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 105 —


Peen.—Daucus carota.

Een echte groep van omgekeerde parapluietjes, zoo gerangschikt, dat ze samen één groot scherm vormen, vertoont ons deze Wilde peen, wier wortel veel minder krachtig ontwikkeld, veel houteriger, dunner en vezelachtiger is dan de stevige oranjekleurige penwortel van het gekweekte gewas, die in den winter zoowel als in den zomer bij wijze van „groente" op onze tafel verschijnt. Behalve dat de schermen der wilde peen in 't midden een wat donkerder gekleurd roodbruin schermpje hebben, bestaat er geen verschil tusschen de gekweekte Daucus carota en de wilde, die gij langs wegen en dijken en op grazige plaatsen veel kunt vinden; zelfs heeft de wortel den eigenaardigen geur, dien ook de gekweekte bezit.

De kleine schermen van witte bloemen, aan lange sierlijk gebogen stelen, hebben elk een omwindseltje, keurig gevormd door acht of tien smalle gevinde blaadjes, miniatuurtjes van het forsche algemeene omwindsel, dat dubbelgevinde bladen heeft, wier voet vliezige randen bezit, en die, stevig uitstaande met zachte ronding de buiging der parapluiebaleintjes volgen. Als de duisternis valt, buigt het bloemscherm zich naar den grond door een sterke buiging van den stevigen geribden stengel en blijft aldus behoed voor de te sterke uitstraling in heldere nachten.

Aan dien stengel zijn met sierlijke bladscheeden de dubbelgevinde forsche bladeren gezeten, wier jukken aan den gegleufden middensteel vrij ver uiteen staan, terwijl de blaadjes diep zijn ingesneden. Doch 't interessantste deel van de wilde peen is haar scherm, niet als het bloemen, maar als het vruchten draagt. De plant heeft de opmerkelijke eigenschap, dat, als de vruchten rijpen, de stelen der verschillende schermpjes zich naar elkander buigen, waarbij de buitenste de wijdste bochten beschrijven, zoodat de vruchthoopjes zich alle naar het midden van 't scherm wenden, waar de steeltjes der schermpjes het kortst zijn. Bij gevolg ontstaat iets, dat van buiten op een kluwen maar van binnen bij 't inkijkje op een volmaakt gevormd vogelnestje lijkt, door de kleine omwindseltjes gevuld en warm er uitziend en door 't forsche omwindsel sierlijk gedragen.

En elk van die massa vruchtjes, wat is het mooi en zorgvuldig afgewerkt! De borsteltjes erop vallen den vluchtigen beschouwer al in 't oog en wie met de loupe zijn oog versterkt, ziet de vijf hoofdribben met die borstels niet alleen, maar ook de daartusschen gelegen bijribben, vleugelvormig en met stekeltjes bezet. Men bespeurt door die witte borsteltjes om de groene vruchtjes in de nestjes der vruchtschermen een mooien zilverachtigen glans.