Knikkende distel.—Carduus nutans.
In de duinen en langs zandige wegen of op dijken vertoont zich nu en dan deze mooie groote purperen distel, voor den wandelaar en den ruiter te paard of per fiets een weldaad voor het oog, door de mooie kleur en de grootte van wat men eigenlijk schroomt met den verkleinenden uitgang een bloemhoofdje te noemen. Zij zal echter wel 't veelvuldigst op een afstand worden bewonderd, want haar dicht doornenkleed maakt elke toenadering tot een waagstuk. Doch wij raden u er een prikje en een schram aan te wagen en met mes of schaar gewapend, een deel van den vertakten stengel buit te maken, liefst met een knop er bij, dien ge thuis zich laat ontwikkelen, opdat ge kunt waarnemen, hoe de aanvankelijk rechtopstaande stengel, op welks top de bloem zich verheft, eerst begint te knikken, als de een lekkeren honigreuk verspreidende bloemen reeds voor een groot deel geopend zijn.
En zie nu, hoe dicht aaneengesloten de middelste bloemen van 't enkel uit buisbloemen bestaande hoofdje hun tijd afwachten, hoe telkens van hun rand zich de purperen buisjes losmaken en de vijf verrukkelijk mooie fijne lange slipjes uitspreiden, waartusschen de antherenbuis al spoedig met wat grijs stuifmeel gekroond te zien is. Die donkergekleurde helmknoppenbuis, van boven in vijf driehoekige tandjes uitloopend, kunt ge naar beneden vervolgen, om te zien, hoe de helmdraden niet zijn verbonden en hoe lang de witte buis der bloemkroon is. Daar in de diepte bij de afgeplatte ongeribde vruchtjes vindt de vlinder met zijn lange roltong in overvloed wat de distel in ruil voor vreemd stuifmeel hem zoo gaarne afstaat.
Doch voor andere dieren is de distel ver van vriendelijk en van haar vijanden heeft zij niets te vreezen; geen slak kan haar bereiken, het vee zal haar angtvallig vermijden en de niet vliegende insecten wagen zich niet aan de wandeling langs den dicht met gedoornde vleugels bezetten stengel. En niet enkel dat die verdeelde stengelvleugels vele lange doornen dragen en dat aan de lange vindeelige bladen elke nerf in zoo'n gevaarlijk wapen uitloopt, zoodat ieder tand of slip van den kroezigen rand zijn doren draagt, ook het omwindsel der bloem boven aan den tusschen de stekels witviltig behaarden stengel bestaat uit aan den voet verbreede, in vele rijen boven elkaar gezeten wijd uitstaande groote bladen met lange bruine stekelpunt. Dat omwindsel en het alleen staan der bloemen, niet met vele bij elkaar, doen dezen distel, die zooveel op enkele Cirsiums gelijkt, van die laatste verschillen; en dan dient ge ook het vruchtpluis niet te vergeten, dat bij Carduus niet vedervormig is, maar als een groot lang penseel van fijne haren den vruchtjes tot valscherm dient, wanneer zij loslaten van den met lange witte borstels bedekten bloembodem. Bij 't ontmoeten van den minsten tegenstand verliest de vrucht zijn van onder tot een ring vereenigde haarkroon.