Pagina:Plantenschat - inleiding tot de kennis der flora van Nederland (1898).djvu/236

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
— 113 —

Slangebloem of Smalbladige basterdwederik.—Epilobium angustifolium.

De verschillende soorten van onze Basterdwederik zetten veel kleur en glans bij aan ons Hollandsch landschap. Ze hebben heldere tinten, niet recht rood, niet paars ook, maar tusschen beide in, die wij met den naam van purperkleuren bestempelen en bij deze meest algemeene Epilobium angustifolium, de Slangebloem, die ook wel Kattestaart genoemd wordt, is dat purper donker als bij Lythrum salicaria, de hooge echte Kattestaart. De viertalligheid is een voornaam kenmerk van 't geslacht Basterdwederik en dan het lange onderstandige vruchtbeginsel, eerst in dikte niet veel verschillend van den bloemsteel, later uitgroeiend tot de lange gevulde vierhokkige doosvrucht, die als ze is opengesprongen en haar vier wanden rondslingert, de massa door den haarkuif wollige zaden te voorschijn brengt, die soms een forschen Epilobiumstruik er doen uitzien, als had men over hem een zak met kapok leeggeschud.

Boven dat ook roodgekleurde vruchtbeginsel staan wijduit als bij een rad de vier donkerpurperen kelkslippen, lang en smal, en daartusschen de omgekeerd eironde, iets lichter roode fijne, zeer weinig ingesneden bloembladen, evenals de acht meeldraden op den kelk ingeplant. Als waren de dikke helmknoppen hun te zwaar, zóó buigen die meeldraden zich alle naar ééne zijde over, en de stijl met zijn vier stempels doet dat tijdelijk. Hij helt eerst na 't openspringen der knop ver buiten de bloem, als om angstvallig het stuifmeel der reeds zeer vroeg rijpe helmknoppen te vermijden en als dat laatste bijna geheel verdwenen is, heft hij zich overeind, wachtend op het pollen uit andere bloemen, heel anders dus dan bij Epilobium hirsutum, die juist voor zelfbestuiving is ingericht.

De bloemen vormen bij Epilobium angustifolium rijke trossen en de langwerpige verspreide bladeren staan dicht opeen aan den wat roodgekleurden ronden stengel. Naast de roode hoofdnerf komt de netvormige adering der bladeren aan den onderkant sterk uit, terwijl de bladrand een weinig gekroesd en onregelmatig fijn getand is. Het zijn zittende bladen, versmald aan den voet; in Rusland worden ze wel geroosterd en gemengd onder de uit China ingevoerde thee.