Gele honigklaver.—Melilotus officinalis.
Wanneer ge een veldbouquet gaat maken en uw wandeling voert u langs den oever eener rivier of ook maar in de buurt van vochtig weiland, dan zal bij den ingezamelden schat waarschijnlijk deze Melilotus niet ontbreken en dan kunt ge thuis nog dagen lang genieten van den heerlijkzoeten, fijn aromatischen geur, sterk herinnerend aan dien van den Waldmeister, de Asperula odorata. Ze schieten vrij hoog op, deze elegante planten met den geribden onbehaarden stengel en de vele bloemdragende takken, waaraan de zeer lange, zeer dichte bloemtrossen prijken, elk bloempje kort gesteeld en hangend, van 't helderste fleurigste geel, dat zich denken laat.
Boven den vijftandigen kelk vertoont het dubbel zoo groote bloemkroontje zijn vlag en vleugels en zijn ongesnavelden kiel, alles éénkleurig en alle bloemblaadjes ongeveer gelijk van grootte. De kleine insecten, die de vleugeltjes tot rustplaats kiezen, dringen daardoor 't stuifmeel der tweebroederige meeldraden uit de kielspleet tegen hun kop en borst en zullen er in andere bloemen den stempel van voorzien, die zich echter ook wel met pollen uit de eigen bloem contenteert. Beneden aan de lange trossen vindt ge zeker wel reeds rijpende, zoo geen zwarte rijpe vruchtjes en ge kunt dan met de gewone loupe duidelijk waarnemen, hoe aardig ze van vorm zijn, nog al breed en scherp puntig uitloopend, niet gebogen en duidelijk overdwars gerimpeld. Langs den bovennaad zijn ze scherp gekield met hun klein opstaand randje. Het kelkje blijft ze trouw omgeven, maar slechts aan den voet, meer dan de helft der peul steekt boven den kelk uit.
De handvormige bladen, hoewel bij den habitus dezer plant slechts een bescheiden rol spelend, hebben iets sierlijks, zooals zij daar door hun twee teere, priemvormige steunbladen vergezeld, hun drietal langwerpige blaadjes, die keurig fijn zijn gezaagd en van boven afgerond, vrij vlak uitspreiden. Des avonds gaan zij op de manier der andere klaverblaadjes toegevouwen slapen.
In afwijking van de meeste andere tweejarige planten bepaalt Melilotus zich het eerste jaar niet tot het maken van een bladrozet met zeer korte stengelleden, maar brengt ook al een loodrecht opgeschoten stengel voort, die echter niet bloeit en tegen den winter afsterft, terwijl een paar in de oksels der zaadlobben tot daartoe verscholen spruiten in het tweede jaar in bloemdragende assen veranderen.