Naar inhoud springen

Pagina:Plato's Verdediging van Sokrates.pdf/59

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

VOORWOORD.




Den Crito kan men beschouwen als een aanvulling van de Verdediging, in zoover als hij een misverstand opheft, door de Verdediging allicht verwekt. Socrates' hooghartigheid voor het gerecht was zoo iets ongewoons, dat menigeen een overmoedige in hem zag, die voor zeden en gewoonten, en daarom ook voor de wetten geen ontzag had. De Crito weerlegt deze meening. Hij leert, dat Socrates een niet minder gehoorzaam dienaar van de wetten was, wijl hij het recht op zijn overtuiging en zijn daden zich voorbehield, waar hij de wetten niet schond. Niet de wetten minachtte hij in zijn Verdediging, en wie daaraan twijfelen mocht, hem leert de Crito, hoe Socrates uit eerbied voor de wetten de daad niet wilde doen, welke voor de meesten zeer vergeeflijk ware geweest.

In de Verdediging en in den Crito is Socrates dus inderdaad dezelfde: trouw aan de wetten van den staat, doch buiten die wetten handhavend zijn recht op een eigen overtuiging.

Bij de vertaling werden gebruikt de uitgaven van Stallbaum, van Schanz, van Schmelzer en de vertaling van Schleiermacher. Voor de herziening (1925) nam de vertaler nieuwe drukken van Schanz en Schmelzer, en de uitgave van Rösiger-Grünwald.