Naar inhoud springen

Pagina:Provinciale Noordbrabantsche en 's-Hertogenbossche Courant vol 159 no 063 JHEROEN BOSCH.djvu/1

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Jheroen Bosch.

Ik lees zoo juist in de courant, dat de kunstzinnige Burgemeester van Den Bosch nu de zekerheid heeft, dat zijn lievelingsidée vervuld zal worden door de sympathieke en piëteitsvolle bijdragen van zéér vele vrienden en vereerders....
Er zal dan komen: een standbeeld voor Jheroen Bosch, in Den Bosch.... Jeroen, Janszoondie Maelre” (de schilder), alias: Hieronymus van Aken, alias: „Hieroen. Acquensis.” Deze is in 1450 te ’s-Hertogenbosch geboren en eindigde alhier ook zijn kunstenaarsloopbaan ten jare 1516, zooals men in de Lijst der Illustre L. Vrouwe Broeders en in mijn boek over „De Kathedraal van ’s-Hertogenbosch, (Brussel, Amsterdam, 1907, bl. 203) nader vermeld ziet. In de Rekeningen der L. V. Broeders staat vermeld (1509—10) „Jer. van Aken, scilder ofte maelder, die hemselve scrijft Jheron Bosch.” Hij prefereerde dus den naam zijner stad boven zijn familienaam: m.a.w. hij hield meer van „de gemeenschap” dan van zichzelven. Elders in de Rekeningen, waarin toch ook zijn beroemde tijdgenoot Jan van Scorel voorkomt, heet Jheroen van Aken „insignis pictor”, een uitstekend, beroemd, schilder.
Een standbeeld voor den schilder.... Bravo, Burgemeester!!.... Alwie zijn groote mannen eert, eert ook zichzelven. Het moge dan ook den lezers van dit „Bossche Blad” genoegen doen, dat aan de gemeenschap verklapt wordt, dat de Burgemeester reeds jaren het idée, om ’n standbeeld voor Jheroen Bosch op te richten, voedde, en op plannen ter verwezenlijking ervan zon.
Bij ’t’ feest van den Burgemeester is gezegd: „men eet niet, wat men niet kent.” Welnu, sta mij dan toe, een paar documenten mede te deelen, die ik sedert de zware jaren mijner dissertatie, ook over Jeroen sedert 25 jaren bewaard heb. Niet velen toch zullen deze gegevens, noch de prachtwerken van mr. Gossart en van den Directeur van het Museum van Pau, (P. Lafond, met wien ik mocht samenwerken) over Hieronymus Bosch kennen. In laatstgenoemde, nog vrij-recente werken, bevinden zich tal van afbeeldingen van Hieron. Bosch’ schilderwerken, uit verscheidene Europeesche Musea. Ook in ’t Provinciaal Museum (S. Jacobs’) te ’s-Hertogenbosch is de groote schilder goed vertegenwoordigd door (helaas slechts) reproducties....
Hieronymus van Aken, geboren Bosschenaar, was de zoon van mr. Jan van Aken, schilder. Samen schilderden zij voor de L. Vrouwe-broeders, voor S. Jan o.a., in 1480 en 1481, de heerlijke wapenschilden der Gulden Vliesridders, die in laatstgenoemd jaar Kapittel hielden in S. Jan. Die schilden sierden de rugstukken der zetels van het Hoogkoorgestoelte in S. Jan, van welke blazoenen er uit den Vrijheids-Brandstapel op de Parade (1794) slechts twee stuks gered en bij de adellijke familie de la Court op „de Beerse” bewaard zijn gebleven.
Van 1481 dagteekent ook de nog bestaande, gouden, dubbel-adelaarsschildering op het roode kleed van het Zoete L. Vrouwebeeld van Den Bosch, tot heden ongerept bewaard. Het „stoffeeren” (= beschilderen) van beelden was het moeizame en minitieuze werk van mrs. Jan en Jheroen van Aken, zooals de Rekeningen op menige plaats getuigen.
Mr. Jan van Aken schilderde geregeld voor de L. V. Broeders, hunne feesten, hunne mysterie- en mirakelspelen, hunne ommegangen. (Rekeningen 1435—’36 enz.) Ook heeft mr. Jheroen Bosch, zijn zoon, geregeld voor de Broederschap gewerkt: hij teekende zelfs de modellen voor de gebrandschilderde vensters van ’t nieuwe L. V. Koor (thans H. Sacramentskapel)....
Nogmaals: bravo voor den Burgemeester van Den Bosch!....
Die zijn groote mannen eert, eert meer dan zichzelven!! Hoe treffend is het immers, dat juist in diezelfde vensterneggen, waarin aan ’t einde der vijftiende eeuw Jheroen’s gebrandschilderde vensters geplaatst werden, — [in droeve tijden geamoveerd] — dat juist in diezelfde vensterneggen de Familie van Lanschot aan het einde der vorige eeuw een heele serie nieuwe gebrandschilderde vensters deed plaatsen tot eere van denzelfden God, voor Wien Hieronymus Bosch eens werkte terzelfder plaatse, en op Wiens hulp en genade de jubileerende Burgemeester zich zoo waardig en voornaam beriep.... velen ten voorbeeld.
De Choorkapel der L. V. Broeders, thans H. Sacramentskapel, werd reeds den 23en April 1493 (lang vóór S. Jan) door Libertus, wijbisschop van Luik, ingewijd. Deze prachtvolle kapel (het bouwjuweel der Nederlanden) aan de buitenpijlers van den kooromloop gehecht, is het meesterwerk der beide Illustre L. V. Broeder: mrs. Alard Duhamel en Jan Heyns (zwagers), bekend en beroemd in heel de zeventien provinciën, evenals Keldermans, van Vorst, de Wagemakere enz. aan het einde der XVe en den aanvang der XVIe eeuw. Voor dit bouwjuweel schilderde de groote meester Jheroen Bosch in overleg met zijn vriend mr. Jan Heyns een groot nieuw vleugelaltaar (Rekening 1508, 1509—’10). Van dit altaar zeide Joncker J. Monix: „die konst van malen (schilderen) moet hier ten toon spreyden alwat sij vermag, en, naar de sententie van den poëet, kan sij alles wat sij wil” (Rkg. 1509).
Ommegangsgroepen, (ge)reescappen tot onser L. Vrouwen speul behoirent”, grappen en sotternyen „de Blauwe Schuyt” enz., waren aan ’t penseel van den grooten schilder Hieron. Bosch ter decoratie toevertrouwd.
Hieroen was een „illustre” L. V. Broeder. Voor haar schitterden zijn talenten.
Wat was de L. V. Broederschap? „Een broederschap van priesters en clercken (= „clerici”) van O. L. Vrouw ln de S. Janskerk”; zooals ik letterlijk uit de „Constitutiën” folio 107, perkament, 22 Januari 1467, Verkoopakte: Predikheer te ’s Bosch 1467, vertaald heb. Adolf de la Marcka, bisschop van Luik keurde in 1318 haar stichtingsbrief goed. (Archief, Broederschap). Een latere Bisschop van Luik, uit denzelfden familistam: Everard de la Marcka beschrijft de Illustre L. V. Broeders als volgt: „Tot eer van den Almachtigen God en Zijner Moeder, altijd Maagd, is in het Noordelijk deel der S. Janskerk naast het Hoogkoor een broederschap of Ghilde onder den titel derzelfde Maagd, vele jaren geleden, begonnen door eenige mannen, die door de geestelijke kruinscheering onderscheiden zijn”.
Zij eerden en loofden door hunne getijden God-Almachtig en zooals zij het zeer juist in hun stichtingsakte getuigden: „den Zoon Gods en om den eerbied aan den Zoon verschuldigd, huldigden zij ook Zijne Moeder, de Maghet Maria”, als „eene lelie onder de doornen”, zooals het devies tot op den huidigen dag getuigt.
Meermalen hadden de Broeders ook feestelijke bijeenkomsten. Voor hun plechtstatige feestmalen zorgde de hoogste adel des lands. Ik wil hier slechts één voorbeeld aanhalen, omdat daar tevens uit volgt, waarom de Illustre L. V. Broeders later veelal Zwanenbroeders genoemd zijn geworden. „Graaf Fredrik van Egmont, grave van Bueren tot Leerdam, IJsselsteyn, Cranendonck, enz.” schonk bij gelofte d.d 6 Januari 1507 ter eere Gods en van Zijne lieve Moeder Maria „up ’t hoichtyt van Kersmisse uyt onssen lande ende heerlichheyde twee guede swane, jairlycs voor den Broedermaaltijd, bij onsen Rentmeesteren aldair te doen leveren”. (Constitutiën fo 94: Ao 1507).
Schitterend was de uitrusting der L. V. Camere en den Choorkapel.
Voor haren nieuwbouw gaf Joannes de Horne, Bisschop van Luik, den 23 April 1485 verlof. Voor die Choorkapel heeft Jheroen Bosch veel geschilderd blijkens de L. V. Rekeningen 1500—1510.
(Niet echter de welfschildering, die met „loof en roesen vergult in ’t wulfsel staen”, die Dirk de Maelder in 1564—66 voor 23 gulden gemaakt had).
Voor de L. V. Broederskapel maakte Jheroen het Hoogaltaar (Rekening 1508, 1509, 1510) met den beeldencyclus der Moeder Gods: Abigaël bij David; Bersabea bij Salomon, Judith bij Holofernes, Esther bij Assuerus en de Aanbidding der Driekoningen.
Het Hoogaltaar van S. Janskerk, waarop de Schepping der Wereld was afgebeeld in zes tafereelen, trok de aandacht van de kunstbroeders uit dien tijd, uit ’t Rijnland en de Zuidelijke Nederlanden.
Het hevig-bewogene van zijn tijd heeft mr. Jheroen Bosch levendig vertolkt in zijn grillige, grappige en zonderlinge voorstellingen. Vooral de bekoring van S. Antonius, Abt, de Doodendans, het Laatste Oordeel (voor Philips den Schoone in 1504 vervaardigd) de martelscenen van Heiligen, en Hellevaarten zijn zijn geliefde ontwerpen. Zij wemelen van gedrochten en spoken.
Een peinzer, als Philips II, besteedde de hoogste sommen voor de meesterstukken van Jheroen van Aken. Vandaar, dat in ’t Escuriaal bij Madrid, in Zuid Frankrijk (te Pau) en in vele huitenlandsche Musea meesterwerken van onzen Bosschen grootmeester voorkomen. In de nabijheid vinden we er slechts weinigen zooals een kruisdraging te Gent, een phantastische voorstelling te Amsterdam (Rijksmuseum) enz.
Den Bosch heeft géén enkel origineel stuk meer van den meester, zoover ’t mij bekend is.
Daarom te meer, om hem niet te vergeten, verrijze hij weldra „in onverwêerbaar brons” in ’t midden zijner stad, wier roem hij de eeuwen door zal blijven verkonden.

DR. C. F. XAV. SMITS.