Pagina:Publications de la société d'archéologie dans le duché de Limbourg, volume 1 , 1864.djvu/221

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— 211 —

besluit van den 31 Julij 1843, werd hij benoemd als Notaris, ter standplaats Horn, welke hij, bij koninklijk besluit van den 19 Augustus 1851, met die van Venloo, verwisselde. Tot erkenning zijner verdiensten werd hij benoemd:

Als lid der maatschappij van Nederlandsche letterkunde, te Leijden; als briefwisselend lid der Koninklijke maatschappij van schoone kunsten en letterkunde, te Gent; als lid van het Historische Verein für den Niederrein; als eerelid van het Historische Verein für Geldern und Umgegend .

Zijne geschiedenis en beschrijving der stad Venloo, is een voortreffelijk werk, dat 's mans naam tot het nageslacht zal overbrengen, en dat had hij afgewerkt, toen hij notaris benoemd werd.

Zijne ambtsbezigheden hebben hem niet toegelaten meer te schrijven;—in zijne uitspanningsuren heeft hij zich echter bezig gehouden, met het opsporen, ontcijferen en afschrijven van oude Oirconden, waarvan hij eene groote en interessante collectie gevormd heeft, welke door zijne bedroefde weduwe, voor hare, thans nog jeugdige zonen, zorgvuldig zal bewaard blijven.

Den 2 Mei 1864, nà volgens zijn verlangende HH. Sacramenten der stervenden, uit handen van den Eerwaarden Heer Pennings, kapellaan te Venloo, ontvangen te hebben, werd hij aan de liefde zijner beminde vrouw en kinderen, en aan de Maatschappij ontrukt, in het 51" jaar zijns ouderdoms.

De groote droefheid zijner gade, voor wie hij een getrouw echtgenoot was, alsmede zijner 6 nagelatene kinderen, welke aan hem eenen dierbaren en zorgvuldigen vader verliezen, kan nu alleen de gedachte lenigen, met de hoop hem weder te zien, waar geene scheiding meer kan plaats hebben.

Eeuwige rust zij zijn deel!—Eeuwig licht verlichte hem! — Eeuwige vreugde verblijde hem!

J.B.N.