Pagina:Reize door de majorij van 's Hertogenbosch.djvu/26

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
( 14 )

noemd, welke als iets bijzonders bewaard word; op hetzelve ſtaat dit versjen, zeide men mij, want ik heb het zelfs niet geleezen:

"Ben ik gelaaden met een vollen hooren,
Dan ſchiet ik te Bommel door den tooren;
En ben ik gelaaden vol en zat,
Dan ſchiet ik te Bommel door de Stad."

deeze Stad en Bommel zijn drie ſterke uuren van elkanderen gelegen.

In de vuchterſtraat treft men de zoogenoemde binnen of oude vuchterpoort aan, en boven dezelve de Rariteit- en Kunstkamer; ik bezocht dezelve, doch alles is, het geen jammer is, ellendig verwaarloosd en vervallen, 'er zijn nog eenige zaaken op, die aartig zijn; ik zag 'er onder anderen op, een ſtukjen leeren geld, waarvoor de groote Kerk gebouwd is, den krijgsrok van Gerard Abrahams bijgenoemd Lekkerbeetjen, den ſtrijdhamer van Keizer Karel enz.; ook wierd mij vertoond één der zilverlingen, waarvoor judas den Heere jesus verkocht heeft enz. enz. – Men wilde alles, wat tot deeze Rariteit-kamer behoorde, in 1794 verkoopen, wijl alles vervalt, doch dit is tot nog toe, wegens tijdsomſtandigheden, blijven ſteeken. – Bij de groote Kerk, aan deszelfs zuidzijde ligt de Parade-plaats, zijnde een ſchoon vierkant gedeeltlijk met lindenboomen omplant; bij deeze plaats ten zuiden ligt het Hervormd Weeshuis, voorheen een Klooster der Cellebroeders. – In deeze Stad is voor weinige jaaren ook een

Roomsch