Naar inhoud springen

Pagina:Ricardo en Marx (Verrijn Stuart 1890).djvu/114

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

98

moeten staan het scheppen van eenheid van belangen tus- schen kapitaal en arbeid, dan geloof ik, dat het sociaal vraag- stuk genaderd zou zijn tot een oplossing voor Zoo ver deze mogelijk is. Bij de vele onmiskenkare nadeelen aan de midden- eeuwsche gilden verbonden, die hun opheffing noodzakelijk en gewenscht maakten, was deze eenheid van belang tusschen patroon en werkman een voordeel boven de tegenwoordige organisatie der productie. Zelfs Mr. Burnett, Labour-corres- pondent van the Board of Trade, hoe ontzaggelijk ook ingenomen, en terecht, met de Engelsche "Trades Unions”, schrijft in zijn belangrijk rapport van 13 Juni 1887 1): "in dit opzicht hadden de oude gilden wellicht een voordeel aan te wijzen boven hun moderne navolgingen, dat zij een mutualiteit van be- langen waarborgden, die thans gemist wordt in de verhou- dingen tusschen werkgever en arbeider.”

Dat steeds meer de arbeid zich begint te organiseeren is ongetwijfeld een groote vooruitgang, en bereidt den weg om te geraken tot veel wat reeds te lang werd nagelaten. Maar niet een organisatie van het kapitaal tegenover een van den arbeid, gelijk Brentano die schijnt te wenschen 2), is het ideaal waarnaar gestreeft moet worden. Dit is: een organisatie der productie, waaraan kapitaal en arbeid deel hebben, en tot stand gebracht spontaan, door den vrijen wil der belang- hebbenden, niet door het dwingend gezag van den staat.

En het is mijn vaste overtuiging, dat, werd een reorgani- satie der productie, op de wijze hier bedoeld, algemeen, de sociaal-demokratie zou prijs geven wat haar thans nog ken- merkt, haar revolutionair element, door Lassalle vooral ont- wikkeld (de term revolutionair hier genomen in engeren zin


4) Labour Statistics. Statistical tables and report on Trade Unions. First report p. 6.

2) Zie den aanhef van zijn rede over "de verhouding der beschaafden tot de

sociale quaestie" in het Sociaal Weekblad 1890 n°. 40.