Pagina:Ricardo en Marx (Verrijn Stuart 1890).djvu/126

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

110

VI. Art. 626 §1 B. W. bevat eene praesumpto iuris.

VII. Een rei vindicatio kan niet worden afgeweerd met een exceptie, ontleend aan een persoonlijk recht.

VIII. Ten onrechte besliste de H. R. bij arr. van 15 Junij 1888, dat bij nietigverklarig van het testament, het reeds betaalde overgangsrecht niet kan teruggevorderd worden.

IX. Afschaffing van den lijfsdwang is wenschelijk.

X. De wettige houder van het cognoscement is detentor van het goed.

XI. Een vennootschap onder firma heeft geen eigen vermogen.

XII. Het faillissement eindigt niet met het ontslag des curators.

XIII. De vergeldingstheorie in het strafrecht behoort te wijken voor eene, die het opleggen van straf beschouwt als een

kwaad, binnen zekere grenzen noodzakelijk, doch ten doel