Pagina:Ricardo en Marx (Verrijn Stuart 1890).djvu/18

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

2

Het eerst en het scherpst is deze beschuldiging geformuleerd door Prof. A. Held in zijn werkje „Sozialismus, Sozial- demokratie und Sozialpolitik”, in 1878 verschenen. Nu eens heet het daar 1): „Marx sluit zich onmiddelijk aan Ricardo aan” of: „op zich zelf bezien ligt het zeer voor de hand uit Ricardo de consequenties van Marx te trekken”, dan weder 2): „wanneer men Ricardo’s leer eenvoudig neemt zooals zij daar ligt, komt men met het grootste gemak, ja onvermydelyk tot de slotsom, dat privaat eigendom van kapitaalgoederen als een onnatuurlijkheid verwerpelijk is”. En in zijn drie jaar later verschenen „Zwei Bücher zur socialen Geschichte Englands” schrijft Held 3): , Marx past op Ricardo’s waardeleer de juiste kritiek toe, wanneer hij uit Ricardo’s beginselen de verwerpelijkheid van ieder inko- men uit bezit afleidt, en daarmede deze beginselen openlijk in den eisch: verdeeling der goederen uitsluitend naar den arbeid, herschept”.

Alles stellingen wier inhoud aldus omschreven zou kunnen „worden: dat Ricardo niet geworden is de wetenschappelijke grondvester van het collectivisme dat in rechte lijn van hem afstamt, is alleen een gevolg van zijn gebrek aan consequentie in het nadenken, of liever volgens Held een gevolg van zijn onwetenschappelijkheid. Held toch beschouwt Ricardo niet anders dan als een tendenzschrijver. „Zijn doel was vijand- schap tegen de grondaristokratie en stichting der heerschappij van het kapitaal” 4) Tendenzschrijverij, en wetenschappelijke zin nu schijnen mij onvereenigbaar.

Dat de collectivisten, vooral Rodbertus, zich bij herhaling op het gezag van Smith en Ricardo beroepen ter bevestiging

`

1) Раg. 60.

2) Раg. 58.

3) Раg. 182.

4) Sozialismus pag. 50.