Pagina:Ricardo en Marx (Verrijn Stuart 1890).djvu/28

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

12

zullen wij later ook bij Ricardo ontmoeten en kan dus beter eerst dan besproken worden. Een paar opmerkingen echter reeds thans.

Deze waardeleer nu maakt zelfs bij gezette lezing en her- lezing den indruk uiterst vaag en zwevend te zijn. Welke arbeid is het, die een zaak waarde verleent? Men kan ор deze vraag bij Smith drie antwoorden voor éen ontvangen, antwoorden die echter lang niet dezelfde beteekenis hebben. Nu eens is het de arbeid noodig geweest ter voortbrenging der bedoelde zaak, dan weder die welke noodig was ter voort- brenging der goederen die men voor deze zaak inruilt, ein- delijk die welke men zich door het bezit der zaak bespaard ziet. Eerst schrijft Smith: „de werkelijke prijs van iedere zaak, dat wat ieder voorwerp in waarheid kost aan hem die het wenscht te verkrijgen is de inspanning en moeite noodig om het te verkrijgen ”, 1) en iets verder, „het spreekt van zelf, dat een zaak die in gewone omstandigheden product is van twee dagen of twee uren arbeid, het dubbele waard moet zijn van een zaak die product is van éen dag of éen uur arbeid”, 2) daarmede op de gestelde vraag niet onduidelijk het eerstgenoemd antwoord gevend.

Dan weder heet het: „de waarde van een zaak voor den persoon die het bezit ... is gelijk aan de hoeveelheid arbeids die zij hem in staat stelt in ruil te verkrijgen,” 3) waarmede dus. de waarde van de zaak verklaard is uit de productie- moeite der zaken die men er voor inruilt.

En iets verder 4) plaatst Smith in één adem naast deze tweede oplossing der vraag nog een derde wanneer hij zegt: „wat elke zaak inderdaad waard is voor hem die haar heeft verkregen, en die er over wil beschikken of haar tegen iets


1) W. о. N. I 54.

2) W. о. N. I 81.

3) W. о. N. I 54.

4) W. о. N. ibid.