Pagina:Ricardo en Marx (Verrijn Stuart 1890).djvu/80

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

64

kritiek van Rodbertus’ stelsel, de eigenlijke wetenschappelijke ` kern van het geheele collectivisme, komt mij voor treffend juist te zijn. Het is een verkwikking, na het doorworstelen van Marx’s duister en moeielijk te volgen geschrift, zich te vergasten aan Prof. von Böhm’s glashelderen betoogtrant. Grooter contrast in stijl dan tusschen deze beiden "Deutschen und Oekonomen” is wel niet denkbaar.

En minder nog dan een kritische behandeling der collec- tivistische renteleer kan hier van mij de ontwikkeling eener positieve renteleer verwacht worden. Het probleem der kapi- taalrente is wellicht het meest omvattende der geheele economie; een uitvoerige behandeling er van, zou zeer verre het bestek van dit geschrift overschrijden. Toch stel ik er prijs op, met een enkel woord te mogen aangeven wáár de oorsprong en het goed recht der rente gezocht moet worden, en gevonden is. Ik heb daarbij het oog op de reeds herhaal- delijk geciteerde studie van Prof. von Böhm en op Prof. von Wieser’s werk over de "Natürliche Werth”.

Het is om meer dan éene reden te betreuren dat laatst- genoemd boek verscheen, toen dat van v. Böhm reeds bijna gedrukt was. Er bestaat tusschen deze beide werken, die zoo bij uitnemendheid aangewezen zouden zijn elkaar aan te vullen, thans een schijnbare tegenstrijdigheid. Waar von Wieser allen nadruk legt op het feit, dat het kapitaal, evenzeer als de grond en de arbeid, een onmisbare factor ter productie is, welken factor dus een deel van de door de productie ver- kregen goederen moet worden goedgeschreven, en in dit feit den oorsprong der rente ziet, heeft v. Böhm in zijn strijd tegen de oude productiviteitstheorieën, die bleven staan, ter verklaring der rente, bij het gekweekt "plus” aan producten, zonder zich te bekommeren om het daarmede gepaard gaand "plus” in waarde, hetgeen juist verklaring behoefde, de beteekenis der productiviteit van het kapitaal voor het verschijnsel der rente schijnbaar te veel uit het oog verloren. Ik zeg schijnbaar ;