Naar inhoud springen

Pagina:Ricardo en Marx (Verrijn Stuart 1890).djvu/99

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

83

wenschen, maar tevens met die, welke nu wel nog niet be- staan, maar in de toekomst wellicht of zeker ontstaan zullen 1). Deze eisch nu is zelfs voor den meest overleggenden mensch een onmogelijke. Zondigen wordt hier een noodzakelijk Kwaad.

Intusschen een kwaad dat in de eerste plaats zich zelf straft; individueele weelde zal uit den aard van haar wezen, met nog sterker gevoelde individueele ontbering noodwendig gepaard gaan. Het is onnoodig deze bewering, die 1едегееп uit de praktijk bekend is, nader toe te lichten; wie lust heeft kan er in het dagelijksch leven gemakkelijk bewijzen te over voor vinden.

Wel verre van een nadeel te zijn is deze straf een zeer heilzame bijdrage tot de economische opvoeding van den indi- vidu. Meer nog. Juist hierdoor ook een zegen voor de maat- Dee schappij. Waarom dit laatste? Wij komen hier te staan voor / het front van de questie die ons bezig houdt.

Naast de tallooze verschillen die, wanneer de individuen hun verschillende behoeften naar de mate der hevigheid waar- mede zij om bevrediging roepen , in een schaal zouden plaatsen, tusschen deze persoonlijke intensiteitsschalen van behoeften zouden blijken te bestaan, zou bij voldoend massale waarne- ming toch ook een algemeen geldende schaal van behoeften


1) Terecht merkt Mr. Cohen Stuart, in zijn uitnemend proefschrift "Bijdrage tot de theorie der progressieve inkomstenbelasting", p. 81 v.v. op, hoe ook de geldprijzen een zeer belangrijken invloed hebben op de klassificatie onzer behoeften. Twee behoeften B en C, kunnen wat intensiteit betreft, staan in de volgorde waarin zij hier werden genoemd. Rationeel zou dus zijn, werd de keuze gesteld, В te bevredigen ten koste van С, en niet omgekeerd, Nu kan ’t echter zijn, dat het offer dat vervulling der behoefte B van mij eischt, zóó groot is, dat, bracht ik het, een behoefte van nog grooter intensiteit A onbevredigd zou moeten blijven, wat, wanneer ik C en niet B vervulde, wellicht niet het geval zou zijn. Nu is ’t derhalve rationeel, de behoeften A en С te bevredigen en B onvervuld te laten; m. a. w. hier brengt, als gevolg van de geldprijzen, mijn belang het mede, een behoefte C, van absoluut geringer intensiteit te bevredigen, ten koste

van de behoefte B, die absoluut dringender is.