Pagina:Roomsche Jeugd vol 003 no 010.djvu/1

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
3e JAARGANG
No. 10
9 Maart 1913



Het auteursrecht op den inhoud van dit Blad wordt verzekerd volgens de wet van 28 Juni 1881 (St.bl. No. 124).





Bij de ontmoeting.


        Wat een moeder lijden kan,
Moederlief hebt gij geleden,
      Toen uw Zoon, uw lieve Zoon
Met zijn kruis kwam aangetreden,
      En gij Hem geen droppel troost
Heel geen lafenis mocht geven,
      Hij, de hemel van uw hart,
Hij, het leven van uw leven!

      Och, wat zag zijn lief gelaat
Rood en vuil en dikgezwollen!
      Telkens zaagt ge een nieuwen traan
Louter bloed zijn wang afrollen.
      Telkens stiet het zware kruis
Op den krans van stekels neder;
      En zijn schouder scheurde ’t kruis
Telkens dieper, telkens wreeder!

        Wat een moeder dragen kan
Moederlief hebt gij gedragen,
      Toen gij daar uw Lievling zaagt,
Zoo gepijnigd, zoo geslagen.
      Moeder, moeder weet gij ’t wel:
’t Was ook mee om mijne zonden,
      Dat de schoonheid van uw Zoon
Zoo mismaakt werd en geschonden.

      Moederlief, vergeef het mij!
’k Wist niet wat ik deed, o Moeder,
      Make uw smart en die uws Zoons
Eindlijk eens mijn harte vroeder!
      ’k Wil, o moeder, voor uw leed
Met mijn eigen lijden boeten
      Om u, Moeder en uw Zoon
In uw luister eens te ontmoeten.

A. M. D. G.