Naar inhoud springen

Pagina:Sieben und siebzig Gedichte Bd.2.pdf/101

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Het grijze hoofd


De rijp heeft aan mijn hoofd een schijn
Van sneeuwwit haar gegeven;
Verheugd dacht ik stokoud te zijn
En was dat graag gebleven.

Maar spoedig is die weer ontdooid,
Heb weer mijn zwarte haren,
Ik voel mij in mijn jeugd gekooid —
Wat resten mij veel jaren!

Van avondrood tot morgenstond
Verkleurde menig hoofd grijs.
Wie gelooft ‘t ? en ‘t mijne bleef maar bont
De hele lange voetreis!