Naar inhoud springen

Pagina:Stedman, Reize naar Surinamen en Guiana Vol 1 (1799).pdf/132

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

In 't jaar 1770, verkogt het Huis van SOMMELSDYK deszelfs aandeel inde Volkplanting aan de Stad Amsterdam, voor de somme van 63,636 ponden sterling. Zedert dit tydperk bezit de laatstgemelde 'er dus twee derde van; het ander een derde behoord steeds aan de West-Indische Compagnie, en deeze maaken te zamen, zoo als ik reeds gezegd heb, de Societeit van Surinamen uit. De Volkplanting scheen toen in een bloeijenden, en voordeeligen staat te zyn. Het sluiten van het Verdrag met de Negers van Saraméca en de Oucas-Negers scheen aldaar de goede orde en den vrede te rug te brengen. De inwoonders, vermeenende dat zy voor hunne persoonen en eigendommen niets meer te vreezen hadden, begaven zig tot vermaaken en vrolykheid, tot verkwisting en overdaad. De Volkplanting van Surinamen was als een groote en fraaije tuin, alwaar men alles verëenigd vond, wat natuur en kunst kunnen voortbrengen, om het menschelyk leven voor hem zelven aangenaam en voor de Maatschappy voordeelig te maken. De voorwerpen, welke overdaad en nooddruft vorderen, waaren aldaar in overvloed. Alle de zintuigen genoten aldaar te gelyk; en om zig van den verbloemden spreektrant van een heilig Boek te bedienen, Surinamen was een land van melk en honig vloeijende.