Naar inhoud springen

Pagina:Stedman, Reize naar Surinamen en Guiana Vol 1 (1799).pdf/149

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

mede ik hem heb bezig gehouden, door tegengestelde af te wisselen, hem de beeldtenis schetsen van een schoon meisjen, eene Mulattin, genaamd JOANNA. Het was aan 't huis van den heer DEMELLY. Geheimschryver der Kamer van Politie, by wien ik alle dagen het ontbyt nam, dat ik dit jong en bevallig mensch voor de eerste maal zag. Zy was ten hoogsten vyftien jaaren oud. Van gestalte eer hoog, dan middelmatig, had haare gedaante al den cieraad en volkomenheid, welke de natuur schenken kan: de gemakkelykheid haarer lichaams bewegingen gaf eene ongemeene bevalligheid. De zedigheid en zachtaartigheid waaren op haar gelaat geschilderd. Haare groote oogen, zoo zwart als ebbenhout, en vol van nadruk, kondigden de goedheid van haar hart aan: onaangezien de donkerheid der kleur van haar aangezicht bedekte een lieffelyk rood haare wangen, wanneer men 'er wel op lette; naar neus, volmaakt regelmatig, was vry klein; haare lippen, een weinig vooruit staande, bedekten egter, als zy sprak, twee reiën tanden, zoo wit als de sneeuw van het gebergte. Haar hair, van een byna zwart bruine kleur, vormde een eindeloos getal van natuurlyke krullen, met goude spelden en bloemen verciert. Aan den hals, aan de gewrichten van de hand, en aan de enklauwen, droeg zy insgelyks