planting groeit, hangen bleef. 'Er zyn twee zoorten van boomen van dien naam, de roode en de witte; van de eerste is myn oogmerk tans te spreeken. De roode Palmietboom spruit voort uit een groot getal wortels, die zig verscheiden voeten boven den grond vertoonen, alvoorens zig te verëenigen tot het vormen van den stam, die dik en hoog is: de schors is grysachtig van buiten, maar rood van binnen, en men bedient 'er zig van voor de leertouweryen. Het hout is roodachtig, hard, en tot timmerhout en ander gebruik geschikt. In deezen boom is het meest merkwaardig, dat uit zyne takken, en zelfs uit den stam, een eindeloos getal vezels uitspruit, even als het touwwerk van een Schip, welke naar den grond ombuigen, alwaar zy wortelen schieten, om op nieuw uit te spruiten. Zy vormen op die manier eene ondoordringbaare doornstruik, terwyl zy, als even zoo veele vaste steunpaalen, den boom ten allen tyde onderschragen. De witte Palmiet-boom vind men gewoonlyk in de landeryen buiten het water.
Den avond van dien zelfden dag, wanneer het een zeer donkere nacht was, riep myn schildwagt, dat hy een Neger zag, die met een brandende pyp in den mond, de Kreek in een kano overstak. Wy stonden oogenblikkelyk uit onze