en een kano aan den mond der diepe Wana-Kreek te stuuren. Geduurende deezen tyd, zag de heer ROUBACK, één van onze Officiers, die my vergezelde, boven op een Palmietboom, een gevecht tusschen een slang en een kikvorsch. Ten bewyze dat men dieren van dit laatste zoort op de boomen vind, verwyze ik den leezer naar de Monthley Review, voor de maand Maart 1783, bladz. 199, in de Verhandeling van den Abt SPALLANZANI, over de Kikvorsschen, alwaar de boom, die dezelve bevat, in 't byzonder beschreven is. Het verwonderde my niet, dit dier op de takken te zien, maar wel deszelfs gevecht tegen den slang, een gevecht, het geen ik zal beschryven, en het welk de arme kikvorsch verloor. Toen ik de laatstgemelde vernam, was zyn kop en halve lyf reeds in den bek van den ander, die my in de lengte uitgerekt voorkwam, en wiens staart om een tak van den Palmietboom gewonden was. De kikvorsch scheen de grootte van een vuist te hebben, en haakte met zyne voor- en agterpooten in een tak. In deeze gesteldheid streeden zy, de één voor zyne maaltyd, de ander voor zyn leven, en maakten eene rechte linie tusschen twee takken. Geduurende eenigen tyd bemerkte ik, dat zy geheel in stilstand waaren, en geen beweging maakten. Ik had nog hoop, dat de arme
Pagina:Stedman, Reize naar Surinamen en Guiana Vol 1 (1799).pdf/349
Uiterlijk