Naar inhoud springen

Pagina:Stedman, Reize naar Surinamen en Guiana Vol 1 (1799).pdf/351

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

voerde, berigtte my, dat de krygsbende van den Colonel FOURGEOUD, laatstelyk de Patamaca-Kreek in twee colommen verlaaten had; de Majoor geleide 'er ééne van, en de andere verwagtte men alle oogenblik. Deeze Officier deed my ook verstaan, dat het overig gedeelte deezer zelfde krygsbende, uitgenomen de zieken, die op Paramaribo waaren, verscheide divisiën aan de Rivieren Peréca, Cottica en Commewyne uitmaakte. Ik was toen in goeden welstand, en had een gerusten geest. Hoopende dat dit vrywillig bewys van mynen yver voor den dienst my met den Colonel verzoenen zoude, keerde ik naar de legerplaats der Neger-Jagers te rug, om aldaar zyne aankomst af te wagten. Ik kende, wel is waar, de onbuigzaamheid van zyn caracter; en aan den anderen kant was ik niet onbewust, hoe moeielyk ik my gemaakt had, toen ik meende onrechtvaardig behandelt te zyn; maar ik vergat wel dra het ongelyk, en op dit oogenblik had ik besloten, om, zoo mogelyk, door myn yverig en schikkelyk gedrag, de vriendschap van mynen Oversten te verkrygen.

Het verlangde uur kwam eindelyk aan. Ik vernam de aankomst van den Colonel, en ik ging hem, op den afstand van een halve myl van de legerplaats, te gemoet. Ik zeide hem, dat ik ge-