Naar inhoud springen

Pagina:Stedman, Reize naar Surinamen en Guiana Vol 1 (1799).pdf/55

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Madéra wyn, dien zy op de tafel nederzette, aanbood. Toen gaf zy my, zoo goed zy konde, te kennen, dat haar meester (Masera) met zyn verder gezin, eenige dagen op zyne Plantagie was gaan doorbrengen, en dat men haar in de Stad gelaten had, om aldaar een Engelschen Capitain te ontfangen, dien zy vooronderstelde, dat ik was. Ik deed haar begrypen, dat zy zig niet bedroog, en schonk haar een glas wyn in, het welk ik veel moeite had, om haar te doen aanneemen; want zoo groot is het vernederend oog, waar mede men deeze ongelukkige schepzels aanziet, dat men het als een sterk bewys van inbeelding van hunnen kant beschouwd, om in de tegenwoordigheid van een Europeaan te eeten of te drinken. Eenigen tyd lang deed ik moeite, om met deeze vrouw in een gesprek te komen; maar wel dra wierd ik genoodzaakt daar van af te zien, en tot myne fles toevlucht te nemen.

Door de oeffeningen en vermaken van deezen dag vermoeit zynde, gaf ik myne Negerin een teeken, dat ik trek tot slaapen had; zy begreep dit op eene wonderlyke manier; want my dadelyk om den hals gevat hebbende, drukte zy my op de lippen den vuurigsten kus. Over deeze niet zeer aangenaame en onverwagte wellevenheid verwondert, vooral van den kant van eene vrouw van