myne dienstboden, die, daags na myne aankomst op de Hoop, de Plantagie van den heer DE CACHELIEU verlieten, bediend; en voorts ontfing ik, als naar gewoonte, geschenken van alle kanten. De grootste onaangenaamheid, welke ik toen ondervond, bestond daar in, dat ik de voeten vol insecten had, chiques genaamd, het geen ik gedeeltelyk toeschreef aan het dragen van schoenen en koussen, geduurende myn verblyf op Egmond. Ik heb reeds gezegd, dat deeze insecten op Devil's-Harwar uittermaten talryk waren, en ik zal deeze gelegenheid waarnemen, om dezelve op een meer opzettelyke wyze te beschryven.
De chiques zyn kleine zandluizen, die tusschen vel en vleesch doordringen, maar in 't algemeen onder de nagels van de voeten, zonder dat men ze gevoelt. Zy zuigen aldaar het bloed, en worden als een groote luis, en de jeukte, die zy dan veroorzaaken, is allerönaangenaamst. Vervolgens komen zy te voorschyn, onder de gedaante van een blaasje, het welk vol eiëren of neeten is, en indien men het breekt, zoo veele jongen voortbrengt. Dezelve verspreiden zig in het zieke deel, en veröorzaaken aldaar zweeren, die dikwils zoo gevaarlyk zyn, dat ik een soldaat gekend heb, wien men met een scheermes de voetzool moest afsnyden, om hem te geneezen. Men