Naar inhoud springen

Pagina:Stedman, Reize naar Surinamen en Guiana Vol 2 (1799).pdf/151

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Des anderen daags, met het aankomen van den dag ontwakende, was het eerste voorwerp, het welk my voor het oog kwam, een slang van zes voeten lang, die lynrecht boven myn hoofd hing, op den afstand van minder dan een voet, en met zyn bek naar beneden; hy had zyn staart om een balk van het dak geslingerd. Zyne oogen glinsterden als starren, en hy weemelde met zyn gespleeten tong in den bek. Ik was zoodanig verschrikt, dat ik moeite had, om hem te ontwyken, het geen ik egter deed, door my uit myn hangmat te werpen. Ik hoorde hem vervolgens gerucht maken in het drooge stroo, waar mede myn dak gedekt was; de Negers vervolgden hem aldaar, om hem te dooden, maar hy ontsnapte hun; dus kan ik niet zeggen, tot welk zoort hy behoorde. My toen alleen bevindende, en voor zulke bezoeken in het vervolg beducht zynde, sloot ik myn huis toe, en ging met myne vrienden, den Majoor HENEMAN en den heer MACDONALD, te zamen woonen.

Myne koffers naarziende, bevond ik, dat de mieren daar aan veel schade gedaan hadden. Zy zyn in Guiana van verschillende zoorten, en zoo talryk, dat ze my in één nacht een paar catoene koussen, die geheel nieuw waren, vernielden. De mieren, die veel op de Plantagiën gevonden wor-