Naar inhoud springen

Pagina:Stedman, Reize naar Surinamen en Guiana Vol 2 (1799).pdf/20

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

wy den weg een weinig rechts af genomen hadden, riep een Neger uit, dat wy aan de Wana-Kreek naderden. Ik hoorde dit met genoegen; en hem een kalabas en myn fles rhum gegeven hebbende, verzogt ik hem derwaarts te gaan, om de kalabas met een mengzel van rhum en water te vullen; maar hy maakte het te sterk, zig buiten twyffel verbeeldende, dat het daarom beter zyn zoude. Ik had zulk een zwaaren dorst, dat ik den drank in eens doorzwolg, zonder dien te proeven; dit werkte zeer gezwind, want op het zelfde oogenblik was ik naauwlyks in staat my overëind te houden.

Den 9den, na eenen vrugteloozen tocht, kwamen wy weder in onze oude legerplaats te rug. De Neger SEPTEMBER, die ons volgde, gelyk een herders hond de kudde volgt, wierd aldaar door den Colonel in vryheid gesteld. In de daad hy was onvermoeid. Hy zelf doorwaadde de Kreek, om 'er den westelyken oever van te bespieden. Des anderen daags morgens, liet hy ons wederom onzen knapzak vullen, en geleidde ons langs den zelfden weg, beweerende, dat hy den vyand eindelyk agterhalen zoude. Vervolgens tot des avonds voortgetrokken zynde, bragten wy den nacht in eene oude legerplaats der muitelingen door, na den geheelen dag gebrek aan water gehad te hebben.