Pagina:Stijl vol 01 nr 04 p 041-045.djvu/5

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

schilderkunst op deze wetten, maar zij komen niet tot klare beelding. Zoodra de oude kunst dan ook deze wetten accentueert, zien we aanstonds een groote verinnerlijking (Oud-Indische en Oud-Chineesche kunst, de kunst van Oud-Egypte, Assyrië enz., de vroeg-Christelijke kunst enz.).
Al is de compositie in deze kunst ook op de wijze der natuur (zie vorig artikel), zij treedt sterk naar voren.
In de nieuwe kunst realiseeren de wetten der harmonie zich echter niet meer op de wijze der natuur: zij treden zelfstandiger op dan zij zich visueel in de natuur openbaren. Ten slotte, in de nieuwe beelding, vertoonen zij zich geheel op de wijze der kunst.

In de nieuwe beelding doet de wet der proportie den kunstenaar de juiste kleur- en maat verhouding op het beeldingsvlak verwerkelijken: enkel en alleen door het universeel beeldingsmiddel — niet door eenig schilderkunstig procédé. Zij stelt het rythme tot bepaaldheid: zij heft het natuurlijke rythme op.
Het (door voortdurende opheffing door tegenstelling van stand en maat) verinnerlijkt rythme der kunst kent geen herhaling waardoor het individueele zich kenmerkt, het is geen voortgang meer maar beeldende eenheid. Zoo vertolkt het in sterkere mate het kosmisch rythme dat door alle dingen vloeit. [1]
Kenmerkt het individueele zich doordat de wet der herhaling als natuurlijk rythme zich openbaart, het onderscheidt zich ook doordat die wet als symmetrie optreedt. De symmetrie of evenmaat typeert de dingen als afzonderlijkheid: daarom sluit de beelding van hel universeele òm het universeele haar uit.
Abstract-reëele beelding heeft haar te verwerken tot evenwichtigheid, en dit door voortdurende tegenstelling in stand en maat, door beelding van verhouding, welke het eene in het andere verkeert.

(Wordt voortgezet).

LA PEINTURE D’AVANT-GARDE. IV.

PAR GINO SEVERINI.

[auteursrechtelijk beschermd tot 1-1-2037]

45
  1. De Oud-Chineezen zagen het rythme als het levensfluïde.