Alle subjectiveering verduistert de zuivere beelding van het universeele-als-het-ware. Door kunst zien we echter het universeele-als-het-schoone, en het schoone sluit subjectiveering van het universeele in. De minst mogelijke subjectiveering van het universeele zal het ware in het schoone het zuiverst benaderen.
Het steeds hetzelfde blijvende meest uiterlijke (de natuur) brengt de kunstenaar langs velerlei subjectiveeringen ten slotte tot éen universeele uiterlijkheid, die een is met de zuivere verschijning van het (universeel) innerlijk.
5) Zooals de Abstract Reëele Schilderkunst weer dient om tot niet-beelding te komen: d.i. tot het einde der kunst zooals wij die thans kennen, als iets dat wel beelding van het leven, maar nog niet het leven zelf is. Als de kunst zich in reëel leven omzet — dán eerst is het einde onzer kunst van heden daar. Zeer lang zal het echter nog duren, eer zelfs de nieuwe beelding in haar geheelen omvang door de menschheid verwerkt is — deze kunst houdt wel het einde der kunst in zich vervat, maar ís een begin.
6) Eerst dàn, wanneer het uiterlijke gekend wordt, kan het innerlijke gekend worden. Al is het er thans nog ver van af dat het innerlijke gekend wordt, tóch is het tijdsbewustzijn tot dié rijpheid gekomen, waarop het vatbaar wordt het innerlijke meer zuiver te zien. Daardoor is het mogelijk, dat reeds thans het universeele tot klare beelding komt.
7) Rust, het tegendeel van beweging, is volmaakte, evenwichtige beweging en beeldt zich dus door evenwichtige bewerking, d.i. door eenheid van beweging en tegenbeweging. Deze eenheid van beweging verinnerlijkt de beeldende uitdrukking in kunst. In Abstract Reëele Schilderkunst komt zij tot exacte beelding door de onveranderlijke tweeheid van stand van het rechte en verinnerlijkt rythme (zie art. IV). [In de muziek is het de melodie en ruthmische verdeeling (maat), in den modernen dans, het muzikaal rythme en dansrythme (de passen), die de beweging en tegenbeweging vormen].
8) Zoo is het schijnbaar niet-schoone het rechte en het vlakke, terwijl het (uiterlijk)schoone het gebogene en lichamelijke is. (De S-vorm toch werd de schoonheidslijn genoemd!) Ook enkel verhouding is het (schijnbaar) niet-schoone, zoo men het schoone zoekt in dàt, waardoor de verhouding zich beeldt.
9) Het schoone en goede — want aesthetische waarheden beelden zich overeenkomstig ethische waarheden: zij zijn beide verschillende uitdrukkingen van éen waarheid.
10) Het uiterlijke is, beeldend, alle uiterlijkheid van af het meest uiterlijke (de natuurlijke verschijning der dingen) tot de diepste abstraheering van vorm en kleur. Het innerlijke beeldt zich slechts rechtstreeks als dié uiterlijkheid, waarin het innerlijke zich als oerverschijning openbaart: alle andere innerlijkheid beeldt zich niet rechtstreeks.
BOUWKUNST EN NORMALISATIE BIJ DEN MASSABOUW.
DOOR J. J. P. OUD.
[auteursrechtelijk beschermd tot 1-1-2034]