Pagina:Stijl vol 02 nr 05 p 057-058.djvu/1

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

[auteursrechelijk beschermd tot 1-1-2036]

MODERNE WENDINGEN IN HET KUNSTONDERWIJS (VERV. VAN. BLZ. 44).

DOOR THEO VAN DOESBURG.

Com. 7. „Dit breidt zich uit in het verwerken der motieven tot compositie en wordt in de schildertechniek gevoerd tot het begrip van kleurverhouding van ornament en fond als elkaâr veronderstellende tegendeelen der compositie. In alle eenvoud ontwikkelt de leerling compositiebegrip, gevoel voor het vlak en begrip van het redelijk verband van het motief en zijn aesthetische werking. Met schablonen wordt niet gewerkt”.
Wanneer de heer Verkruysen de literatuur betreffende de moderne kunst, waarvanuit hij zijn wending schijnt genomen te hebben, — ik noem in dit verband „De Stijl” en „De Nieuwe Beelding in de schilderkunst”, — wat dieper bestudeerd d. i. hier: aan de praktijk getoetst had, zou hij de daarin ontwikkelde begrippen, die door zijn heele intreerede resonneeren, niet zoo dorreen haspelen. Er is natuurlijk niets op tegen, dat zekere begrippen, die het resultaat zijn eener constante kunstcultus, ten leste den grondslag gaan vormen voor het moderne kunstonderwijs. Vroeg of laat zal dit toch moeten gebeuren en wij zullen het ons dan ook tot een eer rekenen indien wij met werk en woord iets daartoe hebben kunnen bijdragen.

57