Pagina:Stijl vol 02 nr 12 p 133-144.djvu/12

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

HOLLAND. — Het tijdschrift „Elseviers Maandblad” schijnt zich in den laatsten tijd meer en meer toe te leggen op het publiceeren van beschouwingen, welke de bedoeling hebben tegen de actie van „De Stijl” te ageeren.
Na het reactionaire artikel van den heer P. Zwart naar aanleiding van de aesthetische verzorging van stands op de Jaarbeurs, in welk artikel deze vertegenwoordiger van den „Wienerstil” de gelegenheid aangrijpt het werk van van der Leck (kleur: stand Bruynzeel) en ook het streven van „De Stijl” belachelijk te maken, [1] thans in het Augustus-nummer een beschouwing van Mevrouw Korevaer-Hesseling, die, en hieruit blijkt gebrek aan inzicht, denkbeelden uit de nieuwe beelding ontstaan, tracht te enten op impressionistische, decoratieve en andere kunstuitingen.
Dergelijke beschouwingen zijn gevaarlijker dan die, welke zich open en lijnrecht vijandig stellen tegenover het nieuwe. Wij waarschuwen ervoor. Ze stichten verwarring.

AANTEEKENINGEN BIJ DE BIJLAGE.

De Fransche Kubist Fernand Léger was zoo vriendelijk ons ter reproductie in „De Stijl” een zijner laatste teekeningen toe te zenden.
Zooals wij op deze teekening zien wijkt zijn opvatting in vele opzichten af van opvattingen welke wij in dit tijdschrift met overtuiging uit eigen kunstontwikkeling gegroeid, naar voren brachten. Zoo draagt dit werk het kenmerk van een andere, meer plastische ruimte-ervaring, welke echter van de natuurlijk-plastische ervaring (de drie-ruimtelijke) zeer verschilt en daarom niet uit een vast oogpunt (perspectievisch) gedacht moet worden. Het is ’n plastiek die de natuurlijke plastiek tegenstelt en die ik daarom contra-plastiek [2] wil noemen.
De volgende aanhalingen van den schilder, kunnen bovenstaande opmerkingen wellicht nog verhelderen:
„Mon ambition est d’arriver au maximum de rendement pictural par tous les moyens plastiques constrastés”.
„Pour moi un tableau, on le verra plus tard, c’est le contraire d’un mur, c’est à dire de l’éclat, du mouvement. Je suis satisfait si dans un appartement mon tableau commande la pièce; s’il s’impose à tout, gens et meubles; il doit être le personnage le plus important. J’ai horreur de la peinture discrète. Mes sujets je les prends partout — J’aime les formes imposées par l’industrie moderne, je m’en sers — les aciers aux mille reflets colorés plus subtils et plus fermes les sujets dites classiques. Je soutiens qu’une mitrailleuse ou la culasse d’un 75 sont plus sujets à peinture que quatre pommes sur une table on un paysage de Saint Cloud et cela sans faire de Futurisme”.

HERSTELLINGEN.

In het artikel „Moderne Wendingen in het kunstonderwijs” vorig nummer, staat in noot op blz. 128: „De aangehaalde alinea’s zijn ontleend aan een verslag van des Heeren Prof. Roland Holst enz.” Lees daarvoor: „Zijn ontleend aan een verslag van de rede des Heeren Prof. R. H. enz,” Lees voor: „verinnerlijken”, blz. 131 bovenaan (in kleine letter) verwerkelijken.

144

  1. Men zie b.v. aldaar op blz. 319: „Deze inrichting, waarin ge de officieuse vertegenwoordiging van „De Stijl” te zien hadt was kenmerkend voor deze kunstuiting. De levende aesthetische begrippen zijn in deze beweging tot een formule geworden zonder meer. Indien ge niet wist, dat de formuleering van de aesthetische wetten nog geen kunst schept, ge kunst het ervaren in deze strooming. Dat bij ontstentenis van scheppende intuïtie de zuiverst gestelde formule tot een tragische uiting van onmacht wordt is in dit „Stijl”werk op merkwaardige wijze te constateeren” enz. enz.
  2. Hierop hoop ik later in verband met het 4 dim. ruimteprobleem in de nieuwe beeldende kunst uitvoeriger terug te komen.