beeldende kunst, zouden we bij de eerste van een primaire, vlakke toon kunnen spreken, in tegenstelling met het bichromatische, smeltende toonsysteem der romantiek.
Wij zijn het tijdperk ingetreden van de vernietiging der romantische, decoratieve, overheerschend-natuurlijke kultuur. Noch in leven, noch in kunst is een compromis mogelijk. De kreet „terug tot Mozart” of „terug tot de melodie” is aan het wezen der nieuwe kultuur vijandig en het is niet moeilijk om in kwasie-moderne schilderkunst een zelfde reactie, eenzelfde roep: „terug tot den vorm”, „terug naar het Barok”, te vernemen.
De werkelijk modernen daarentegen hebben de natuurlijke denkwijze in zich teniet gedaan en zij hebben door de daad der vormvernietiging een nieuwe denkwijze tegenover de klassieke gesteld. Zij beseffen, dat alle aanhangers van de melodie of van den vorm, dat alle kwasi (doch officieele) moderne kunstbewegingen in wezen reactionnair zijn ten opzichte eener waarlijk moderne (nieuwe) conceptie en de bedoeling hebben bewust of onbewust — zeer vaak ter goeder trouw — de menschheid onder het mom van groote woorden („ismen”) terug te voeren tot een zwoele, romantische kultuur gebaseerd op het tragico-sentimenteele, ’t vrouwelijke.
Het zij gezegd:
in dit modernisme schuilt het wezenlijk gevaar voor een nieuwen stijl gebaseerd op een meer universeele (mannelijke) denkwijze. Het toenemen van het harmonische element in de moderne muziek is niet een verarming van onze melodische ervaring of een beperking van het muzikale scheppingsvermogen, maar het noodzakelijk gevolg van de cultiveering van het melodische tot het harmonische in ons zelve.
Zeer terecht merkt Paul Bekker in zijn hoogst belangrijke studie op: „Das harmonische Musik-empfinden ist vielmehr eines der grofzartigsten Stilprinzipe gewesen, das die Muzikgeschichte kennt.” (blz. 53).
De waarlijk moderne mensch heeft er behoefte aan zichzelf in de kunst tot bepaaldheid te zien komen. Hij verlangt een sterke, frissche, mannelijke uitdrukkingswijze van de muziek, wijl hij zelf boven het levensgevoel tot uitdrukking komend in de motieven-herhaling, boven de natuurlijke muziek uitkwam.
DE SYMMETRIE IN DE MUZIEK.
In de oude muziek treft ons een toon-symmetrie (motief en contramotief, modulatie en contramodulatie) waaraan ons muzikaal gevoel gewoon geraakt is. In de nieuwe muziek daarentegen is deze periodieke gelijkvormigheid teniet gedaan door toon-asymmetrie en ongelijkvormigheid der tijdsperioden die elkaâr gedurig opheffen tot harmonie. Het is hierdoor dat het muzikaal gevoel van hen die in de muziek het melodische welbehagen zoeken met de moderne muziek in botsing komt.
Slechts door een meer abstract muzikale ervaring kan het contact met de nieuwe toonkunst tot stand komen. Bekker spreekt, hoewel in ander verband, van „einem harmonischen, also vorwiegend vertikal eingestellten Musikempfinden” (blz. 50) wat mij voor de moderne muzikale conceptie een gelukkige uitdrukking lijkt om juist de tegenstelling met de overheerschend horizontaal ingestelde muziek-ervaring der romantische, melodische school te doen uitkomen.