Pagina:Stijl vol 03 nr 10 p 081-088.djvu/1

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
A­BON­NE­MENT BIN­NEN­LAND 6.00 BUI­TEN­LAND 7.50 PER JAAR­GANG BIJ VOOR­UIT­BE­TA­­LING. VOOR AN­­NON­CES WEN­DE MEN ZICH TOT DE AD­MI­NI­STRA­TIE.

MAAND­BLAD GE­WIJD AAN DE MO­DER­­NE BEEL­DEN­DE VAK­KEN EN KUL­TUUR RE­DAC­TIE: THEO VAN DOES­BURG.

ALLE STUKKEN RE­­DAC­TIE ZOO­WEL ALS AD­MI­NI­STRA­­TIE BE­TREF­FEND, TE ADRES­SEE­REN HAAR­LEM­MER­STR 73A TE LEI­DEN. DE­POT TE RO­ME 10 VIA CI­RO ME­NOT­TI

3E JAARGANG.
NUMMER 10.
AUGUSTUS NEGENTIENHONDERDTWINTIG.

NATUURLIJKE EN ABSTRACTE REALITEIT.

DOOR PIET MONDRIAAN.

Trialoog. — Y. Leek. — X. Naturalistisch schilder. — Z. Abstract-realistisch schilder.

8e Tooneel. — Atelier van Z. (vervolg).

Z. Ja, de nieuwe kleurbeelding in de architectuur vindt men thans niet veel, en toch préfereer ik deze boven het losse schilderij op-de-wijze der Nieuwe Beelding.
Y. U zeide dat zij meer reëel levend voor ons is.
Z. Ja, we spraken er reeds over. Ook dit nog: het blijft aldoor zijn werking juist doen, waar we ons ook in het vertrek bevinden. Een schilderij doet haar werking slechts vanuit éen standpunt gezien. Vooral een schilderij der Nieuwe Beelding doet vreemd in een vertrek wanneer men het niet op de juiste afstand ziet: omdat de verhoudingsbeelding zoo exact is moet deze ook in verhouding tot het vertrek zijn zoodra we ook aan het vertrek onze aandacht moeten schenken. ’t Schilderij kleeft altoos iets individueels aan ... ik zeide U dit reeds: eigenlijk is ’t voor éen persoon tegelijk. Het vertrek kan voor velen tegelijk zijn, het decoratieve-op-de wijze der Nieuwe Beelding is voor en in de samenleving.
Y. En van welke samenleving zou het wel de uitdrukking zijn? Ik hoorde de Nieuwe Beelding: een „typische uiting der afstervende bourgeoisie” noemen!
Z. Wel, dat is merkwaardig! In de Nieuwe Beelding is juist niets van het kenmerkende van de bourgeoisie te vinden. Zou het kenmerkende der bourgoisie juist niet zijn overheerschend individualisme, kleingeestige gehechtheid aan het materiëeele enz.?
X. Door gehechtheid aan de materie zal de bourgoisie juist vormkunst begeeren.
Y. En de aristocratie?
Z. Eveneens, omdat zij meestal slechts de cultuur van het materieele inhoudt. In enkele gevallen komt zij juist door rijpen van het materieele over het individueele heen, dàn is de aristocraat ook „aristocraat van den geest”. De aristocratie komt meestal niet verder dan „verfijning” van het materieele leven en blijft dus bijverfijnde” vormkunst.
Y. En de werkman? Zouden we van het handwerk uit een nieuwe kunst kunnen verwachten?

81