Zoo verklaart zich ook het veelvuldig gebruik van letters en cijfers in de werken van Picasso en Braque, die beiden, gedreven door eenzelfde ontwikkeling, de tweeheid van sujet en middel bestreefden op te heffen.
De toepassing van letters en cijfers is te verklaren uit de behoefte om de secundaire (vorm) elementen in primaire (vlak) elementen om te zetten. Dit was weliswaar een gebrekkige, primitieve manier, een soort ersatz-abstractie, maar de behoefte, om het naturalistische hulpmiddel door het esthetische beeldingsmiddel te vervangen treedt hierdoor aan het licht. De verbreking van den gesloten vorm komt voort uit dezelfde behoefte. Deze verbreking bedoelt niet een stereometischen wederopbouw van den natuurlijken vorm, een vormenschema, welke volgens Daniel Henry, door de richting en plaats der kleurvlakken in het bewustzijn van den toeschouwer weer „zu einem Gegenstande verschmilzt“ (zooals in de laatste kaleidoscopisch-naturalistische werken van B. v. d. Leck het geval is). Evenmin heeft deze verbreking ten doel eine Synthese des Gegenstandes zu schaffen, maar zij komt voort uit de behoefte naar een wezenlijke omzetting van het secundaire natuurelement in het primaire beeldingselement: het vlak. Hierin schuilt juist de groote belangrijkheid van het kubisme, dat het de elementen, welke in de illusionistische schilderkunst tot den tweeden rang behoorden (als: vlak-kleur-verhouding) tot elementen van den eersten rang verheft.
Deze „Umwertung“ der beeldingskwaliteiten van secundaire in primaire, is feitelijk het eenigste wezenlijke in de ontwikkeling der schilderkunst tot zelfstandige verhoudingsbeelding. De kubistische problematiek is het revolutionaire stadium, het kritieke oogenblik bij uitnemendheid in de schilderkunst, het stadium waarin alle vormelijke tastkwaliteiten (secundaire) in wezenlijke verhoudingskwaliteiten (primaire) worden omgezet. Het ligt voor de hand, dat de schilderkunst slechts na de verovering der primaire beeldingskwaliteiten hare verdere ontwikkeling te vervolgen heeft. Een andere
175