Beste vrienden,
Daareven kreeg ik van den minister het volgende schrijven in antwoord op mijn verzoek aan hem van twee maanden geleden.
In antwoord op uwen brief van den 17en Mei j.l. heb ik de eer u mede te deelen, dat de Gouverneur Generaal besloten heeft om bij eventuele toepassing van de interneering aan U een maandelijkschen onderstand toe te kennen van 175, aan Raden Mas Soewardi Soerjaningrat van 75 en aan Tjipto Mangoenkoesoemo van 125, een en ander voorlopig voor den tijd van zes maanden, zullende na afloop van dien termijn over verlenging daarvan of wijziging van de gemelde bedragen worden beslist in verband met de al dan niet gebleken mogelijkheid om in eigen levensonderhoud te voorzien. Ik teeken hierbij aan, dat het in de bedoeling van den landvoogd ligt te trachten, U drieen tot dit laatste van landswege in de gelegenheid te stellen.
De Minister van Kolonien
Leest dezen brief goed en bewondert het chineesche karakter van den Hollander. Bij de tot standkoming van het regeeringsreglement werd de wenschelijkheid uitgesproken dat de regeering bij eventueele toepassing van haar recht van verbanning de verbannenen zou doen onderhouden overeenkomstig hun rang en stand. Daarvan blijkt echter niets in ons geval. Je moet er ook op letten hoezeer de onderstandsuitkeering verschillend is. Voorzover Soewardi betreft kan het er mee door, gezien het salaris dat hij had. Wat Tjipto betreft is toch reeds een miskiene betaling in uitzicht gesteld, terwijl wat mij met vrouw en drie kinderen aangaat eenvoudig van het "pensioen" niet te leven is. Bovendien , na zes maanden zou dat salaris worden verminderd terwijl de regeering wel zoo vriendelijk zal wezen om ons werk te geven, bij voorbeeld als klerk of commies op haar bureaus. Daar ik mij natuurlijk voor zulk werk al evenmin zal laten vinden als jullie zou dit voor de goedertieren regeering een aanleiding zijn om onzen onderstand te verlagen, als gevolg van "onzen onwil".
Wat moet er toch in het hart van dien buitenzorgschen pilaarbijter omgaan! Wat moet hij toch wel voor plichtsgevoel hebben ten aanzien van de opvoeding van kinderen, dat hij het waagt met een dergelijken aalmoes aan te komen. Want ik noem dit een aalmoes. Wij zouden ten overvloede zelf mogen zorgen voor huis en huisraad, hetzij schreeuwend duur op die afgezonderde plaatsen, hetzij niet te verkrijgen en dus overgeleverd zijn aan dezen en genen pensionhouder. Kortom het is duidelijk genoeg dat de regeering ons met de broodmand wil straffen. Wat de praatjes van mijnheer Pleyte bij de begrootingsdebatten nu waard zijn, kan men juist zien. Het wordt, let eens op, nog uitgespeeld als een welwillendheid dat de regeering ons tot werk in staat wil stellen. Nietwaar, zoo zal de regeering nog voordeel hebben van de verbanning: goedkoope arbeidskrachten, Chineezen!
Ik heb Pleyte enkel geantwoord dat ik zijn missieve ontvangen heb. Anders niet. Wanneer ik op het miskiene van deze geheele affaire wees, zou het den schijn hebben, als of ik voor meer aan het transigeeren ging. En hem erop te wijzen dat mijn rang en stand meer egards eischen verbiedt mij mijn trots. Wanneer het nodig wordt, zal ik van de schandelijke vooruitzichten, vooral met dat te werk-stellen-voor-de-regeering, modern soort gevangenisarbeid derhalve, gebruik maken. Voorlopig denk ik er nog niet aan.
Denk je aan mij terug te zenden copieën van brieven?
Gelukkig is mevrouw Tjip weer op de been. Gefeliciteerd.
Vrouw en kinderen zijn nu hier. Voor de laatsten is het hier een paradijs.
Ik ontving een briefkaartje van jullie uit Scheveningen. Merci.