Pagina:TDKGM 01.090 Koleksi dari Perpustakaan Museum Tamansiswa Dewantara Kirti Griya.pdf/1

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

(handgeschreven: Afschrift brief v. Darna Koesoema aan DD.)

Semarang, 17 Januari 1915. 

Geachte Kameraad en Medestrijder!

Deze eerste privé brief brengt helaas geen verheugenis mede. De voorbereidingen van mijn a.s., eerste persdelict hebben bereids een aanvang genomen. J.l. Vrijdag werd ik ten parkette alhier ontboden naar aanleiding van het artikel "Maar een Javaan......!" voorkomende in de Goentoer No 2 van 22 Augustus a.p. Mocht U niet meer in het bezit zijn van bedoeld nummer, zoo sluit ik hierbij in een uitknipsel van het bewuste stuk. Men is vooral gebeten op het sarcasme van den laatsten zin. Ik houd vol, dat het verschil bestaat en met alle geweld gehandhaafd wordt, hetgeen door den officier na eenige draaiïngen en zwenkingen ten slotte beaamd werd, doch...... ik mocht het niet zeggen! Dit begrijp ik, de waarheid mag in ons vaderland niet gehoord worden. Wie bij ons de waarheid zegt, wordt verbannen of komt in de gevangenis terecht.

Ik kan mij niet indenken, dat het onschuldig artikeltje een "opruiende" strekking heeft, eerder zal men daaruit lezen een aansporing voor de volbloed Indiërs om zich door onderwijs en opvoeding zoover op te werken, dat hun meerdere waarde kan worden toegekend.

Maar het is aan de rechter overgelaten om daarover een oordeel te vellen. En het oordeel zal wel in nauw verband staan met de geschiedenis van "den hond en den stok". Wijbrands loopt vrij rond; toch heeft hij in April '14 in zijn krant o.m. geschreven: "de inlandsch ambtenaar is niet onbetrouwbaar, omdat hij ambtenaar is, maar wel omdat hij inlander is."

Het is wel mogelijk, dat wanneer deze brief U bereikt, mijn lot reeds beslist zal zijn. Zooals U weet, is de straf van 6 dagen tot 5 jaar gevangenisstraf. Te uwer geruststelling kan ik meedeelen, dat mij is toegezegd geworden, dat ik krachtens mijn ontwikkeling en positie-de eigen woorden van den officier van Justitie-als Europeaan zal worden gestraft. Dit is mij inderdaad een groot genoegen, een van de vele overwinningen van de "doode" I.P. Een zoon van het verachte volk zal gestraft worden alsof hij van het "superieure" blanke ras is. Ik heb inderdaad geen spijt de "adellijkheid" van mijn geboorte als overtollig ballast te hebben weggeworpen. Ik zou mij ongelukkig gevoelen, als ik veroordeeld werd met de gunsten en privilegiën aan den adel toegekend.

Een klein verzoek, dat U in geen geval moogt beschouwen als een bange verzuchting van een in nood verkeerende, dat ik U hierbij in verband met het bovenstaande met den heer Troelstra en andere Uwer machtige vrienden in de Kamer te willen spreken en hun vooral op het "kleinzielige" van de Indische Re-