Naar inhoud springen

Pagina:Troonredes Koningin Beatrix (1980-2012).pdf/32

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Met het oog op dit gezamenlijke doel mag opnieuw een beheerste arbeidsvoorwaardenontwikkeling worden verwacht. Deze is noodzakelijk en ook mogelijk omdat, door de daling van de prijzen, bij voortgaande loonmatiging toch al koopkrachtverbetering optreedt.

Om dezelfde reden wordt in het komende jaar voor het overgrote deel van de inkomens in de collectieve sector, ondanks de voorgestelde bevriezing, koopkrachtverbetering verwacht. De bij lage prijzen toch aantrekkende binnenlandse bestedingen hebben ook op het midden- en kleinbedrijf een gunstig effect. Het spiegelbeeld van de gunstiger ontwikkeling voor burgers zoals zich die nu aftekent zien we bij de overheid. Daar vindt in 1987 een daling van de aardgasbaten plaats van meer dan 12 miljard gulden. Dat is 8% van de inkomsten van het Rijk. Zulk een terugloop in één jaar heeft zich nog niet eerder voorgedaan. Het opvangen van deze klap – het gaat hier bovendien in belangrijke mate om een blijvende vermindering – heeft de regering voor buitengewoon moeilijke afwegingen geplaatst. Zeker, een beperkt deel van het probleem lost zichzelf op, omdat de wat hogere economische groei vanzelf leidt tot meer belastinginkomsten. Maar toch zou het tekort van het Rijk, als er geen maatregelen worden getroffen, volgend jaar toenemen tot meer dan 11% van het nationaal inkomen. Dat zou onverantwoord zijn. Daarom wordt slechts een stijging van het tekort tot hoogstens 8% aanvaard en dat alleen voor één jaar. Om dit te bereiken is het nodig de uitgaven te beperken. Daarnaast wordt een verhoging van indirecte belastingen voorgesteld: meer accijns in de sector energie, met doorwerking in de aardgasprijzen en een verhoging van de BTW. Deze onvermijdelijke lastenverzwaringen maken overigens het voordeel dat de burger toevalt, als gevolg van de prijsdaling van vooral energie en grondstoffen, alleen maar iets kleiner. De prijzen dalen slechts minder.

Vanwege de gunstige ontwikkeling van de koopkracht behoeft het volgende jaar slechts in beperkte mate een uitkering ineens krachtens de echte minima-regeling te worden verleend.

Beperking van overheidsuitgaven is nog steeds nodig. Beseft moet worden dat de aardgasbaten nu ineens teruglopen tot een niveau van meer dan 10 jaar geleden, maar dat het tegendeel het geval is voor tal van uitgaven van de overheid. Het Rijk moet nu zeer veel rente betalen over schulden die in het verleden zijn aangegaan; liefst circa 50 miljoen gulden per dag! Daar komt bij dat de uitgaven in verband met de werkloosheid nog steeds erg hoog zijn. Tenslotte zijn er uitgaven die nu zelfs nog toenemen. Zo blijft, ondanks de verbeterde economische situatie, het aantal personen dat een beroep op de bijstand doet groeien.

Bij dit alles heeft het geen zin de lasten naar de toekomst te verschuiven.

Intussen blijft het een zware opgave de overheidsfinanciën op verantwoorde wijze in evenwicht te brengen; temeer omdat de regering zich bij de vermindering van de uitgaven en verhoging van de inkomsten bewust grenzen oplegt, zodat in 1987 de burger in het algemeen, ten minste op koopkrachtbehoud en in de meeste gevallen op koopkrachtverbetering kan rekenen. Dit uitgangspunt versmalt echter wel het terrein waarop vermindering van uitgaven plaats kan vinden; en dit in een situatie waarin zoveel begrotingsposten een vast gegeven zijn of zelfs hogere bedragen vergen. Hierdoor wordt de overheid tot forse bezuinigingen gedwongen, daar waar het wèl kan. Het blijft dus passen en meten en er is veel inzet en vindingrijkheid nodig om èn de