Naar inhoud springen

Pagina:Troonredes Koningin Beatrix (1980-2012).pdf/74

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Troonrede 21 september 1993
Beatrix, Koningin der Nederlanden
(Minister-president: Ruud Lubbers)


Leden van de Staten-Generaal,

Verbondenheid tussen mensen en aandacht voor het kwetsbare; in dit teken stond het leven van Koning Boudewijn, van wie wij dit jaar afscheid hebben moeten nemen. Zijn boodschap was er een van bemoediging en hoop, en zijn oproep was voor het kwetsbare op te komen. Dat sprak ons allen bijzonder aan. In de wereld om ons heen is de verbondenheid tussen mensen vaak moeilijk terug te vinden.

Binnen de landen, maar ook tussen de landen, zien wij overal het gevaar van een neerwaartse spiraal van steeds minder samenwerking, en de dreiging van ‘eigen volk eerst’ in al haar verschijningsvormen. Wij hebben de plicht daartegen stelling te nemen, ieder naar eigen vermogen. Verbondenheid en inzet beginnen dicht bij huis.

Voor het eerst sinds heel lang stijgt nu ook in Nederland de werkloosheid weer. De situatie is alarmerend. Werk staat dan ook centraal in de voorstellen die de regering vandaag aan U, volksvertegenwoordigers, en aan de samenleving voorlegt. Voor meer werk is een stevig economisch fundament nodig. De investeringen in spoorverbindingen, in wegen en vaarwegen zullen sterk opgevoerd worden. Dat zal de goede positie van Nederland als vestigingsplaats versterken. Onderzoek en ontwikkeling van nieuwe technieken zullen fiscaal gestimuleerd worden; dat bevordert groei en werk.

Investeren in eigen land wordt bevorderd door een grotere ondernemingsvrijstelling in de vermogensbelasting. Maar alleen met investeren in infrastructuur en bedrijven komen wij er niet.

Er moet ook meer gebeuren aan scholing, vooral voor diegenen die moeilijk aan de slag komen. Het leerlingstelsel wordt fors uitgebreid en datzelfde geldt voor werkervaringsplaatsen en banenpools voor met name oudere langdurig werklozen. Met het Jeugdwerkgarantieplan wordt ook voortgegaan. Het zal nu eveneens openstaan voor alle allochtone jongeren. Het is immers beter te werken dan een uitkering te ontvangen. Voor alle burgers staat tegenover het recht op voorzieningen de plicht zich voor werk te scholen.

Investeren is nodig, scholing is nodig; maar er is meer te doen. Overheid en sociale partners mogen er niet in berusten dat zoveel mensen met weinig opleiding en werkervaring of met beperkte mogelijkheden niet aan de slag komen. leder moet zich inspannen, maar dan moet er ook wél een kans op werk zijn. Voor velen is die kans er niet, zolang in tal van bedrijven en instellingen de laagste loonschaal aanzienlijk hoger ligt dan het wettelijk minimumloon. Aan de Sociaal-Economische Raad zal daarom advies gevraagd worden over de mogelijkheid te allen tijde – ongeacht het in CAO’s bepaalde – ook een aantal werknemers tegen het wettelijk minimumloon in dienst te nemen. Het is belangrijk dat eenvoudig werk afgesplitst wordt en dat mensen de mogelijkheid krijgen tegen het minimumloon werkervaring op te doen. Het doorbreken van de