Deze pagina is proefgelezen
DE ZINGENDE WILLEM.
MORGENLIED.
Bij 't opgaan van de zon
Zat Willem aan een bron,
Van goeder hart, te zingen;
Hij had den afgelopen nagt
Verkwikkend doorgebragt;
En kon zig langer niet bedwingen.
God, riep hij, is zo goed,
Dat ik hem loven moet!
Magtige Schepper! u heb ik te danken,
Dat ik ontwaakte gezond en verheugd.
Wijze Bestierder! 'k heb Jesus te danken,
Dat ik u kenne in het eerst van mijn jeugd.
Prijst u de morgen, ik zal u ook eeren,
Dat gij mij gunstig in 't leven bewaart;
Prijst u de morgen, ach mogtze mij leeren,
Heilig en dankbaar te leven op aard.