Pagina:Van Alphen, Proeve van kleine gedigten voor kinderen (1779).pdf/39

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen


KLAGT
VAN DEN
KLEINEN WILLEM
OP DE DOOD VAN ZIJN ZUSJEN.


Ach! mijn zusjen is gestorven,
nog maar veertien maanden oud.
’k Zag haar dood in ’t kistje liggen:
ach wat was mijn zusje koud!
’k Riep haar toe: mijn lieve Mietje!
Mietje, Mietje! maar om niet.
Ach! hare oogjes zijn gesloten;
schreijen moet ik van verdriet.
Altoos wil ik om haar treuren,
bloempjes strooien op haar graf:
Weenend aan de kusjes denken,
die mij ’t lieve meisje gaf.
Morgen zal ik — maar voor mij ook
is ’t gevaar van sterven groot.
Gistren liep zij met mij speelen;
gistren nog! en nu — reeds dood!