Pagina:Van Eeden, Grassprietjes (1887).pdf/36

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

XX. DROEVE GEBEURTENIS.



Ach, Truitjen ! wat een groote schrik,
Hoezeer ben ik ontsteld!
Gij wachttet, ijs'lijk in uw schik,
Het tiende, welgeteld.

De naam bedacht, het wiegje klaar,
De mutsjes net en klein;
Doch God bezocht ons bang en naar
Het heeft niet mogen zijn.

Nog eer het wichtje was volgroeid,
Ontwonden uit uw schoot,
Hebt gij u wat te veel vermoeid....
En 't arme schaap ging dood.

Nog voor ik 't lieve wicht ontving,
Nam God het weer terug,
En onze tiende lieveling
Ontviel ons, ach! te vlug.

Toch ben ik dankbaar, als ik zing,
En is 't mijn dank niet waard ?
Wát vrucht er ook verloren ging,
De godsvrucht bleef gespaard!