Pagina:Van Eeden, Grassprietjes (1887).pdf/43

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

AAN JACOB CATS.




U klinkt mijn cither, Hollands bard!
Wiens werk den tand der tijden tart,
O Born van zooveel schats!
Wien Neêrlands volk zoo mint en roemt
En met den naam van Vader noemt,
Terecht, O Jacob Cats!

Gij Vondel, Bredero en Hooft
Waart niet van dichtgenie beroofd,
Dat ziet men aan 't debiet!
En gij ook, Bellamy en Poot
Waart lang niet van talent ontbloot,
Maar Catsen waart gij niet!

Want Gij blinkt boven allen uit,
Gij sloegt een nationale luit,
Gij zongt een Hollandsch lied!
De krans, die om uw slapen gloort,
Is van echt Vaderlandsche soort —
Godvruchtig en solied!

Gij zongt op degelijken trant
Van vroomheid, deugd, gezond verstand
En van het huw'lijkszoet!
Nooit zocht ge, in wat geen sterfling vat ―
Een droom of rollend rozeblad —
Den troost voor uw gemoed!