Pagina:Venloosch Weekblad vol 023 no 036.pdf/1

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
23. Jaargang.
5. Sept. 1885.
No 36.

Venloosch

Verschijnt Zaterdag ’s avonds. — Abonnementsprijs per 3 m. 60 c., franco p. p. 75 c.; voor landen behoorende tot de algemeene postvereeniging. f. 1.00. — Het abonnement voor het buitenland wordt vooruit betaald.

Weekblad.

Advertentiën: 1 tot 4 regels 20 c., voorts 5 c, per regel. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Reclames van 1-5 regels f. 1.00, ieder volgende regel a 15 c. Men gelieve alles te adresseeren aan de Wed. H. H. UYTTENBROECK te Venlo.



Officieel gedeelte.


REINIGEN VAN BEKEN, SLOOTEN EN WATERLOSSINGEN.


De Burgemeester en Wethouders van Venlo

Brengen ter algemeene kennis, dat de beken, slooten en waterlossingen voor den 23. September a. s. moeten gezuiverd, en het daaruit komende vuil voor den 1. October daaropvolgende zal moeten weggevoerd zijn.
Venlo, den 5. Sept. 1885.


Burgemeester en Wethouders van Venlo

Herinneren bij deze, dat volgens art. 4 der Verordening op de openbare scholen, nieuwe leerlingen slechts eenmaal ’s jaars worden aangenomen, namelijk 1. October.
Ouders, voogden of verzorgers, die opneming van kinderen in de openbare scholen wenschen, worden verzocht daarvan vóor of uiterlijk op den 25. September a. s. ter secretarie der gemeente aangifte te doen.

Venlo, den 5. Sept. 1885.



Niet-officieel gedeelte.



Een dapper held

bevindt zich onder de leeraren van het middelbaar onderwijs. Ofschoon de Kamer beslist heeft, dat de heeren niet het recht hebben, buiten de school alles te zeggen en te schrijven wat zij goedvinden, maar zich dienen te onthouden van hetgeen aan de inrichting, waaraan zij geplaatst zijn, nadeel kan berokkenen — de leeraar Frowein blijft er bij, dat zij wel dat recht hebben en zich aan niets behoeven te storen.
In de vergadering der Vereeniging van leeraren aan inrichtingen van middelbaar onderwijs heeft de man de volgende motie voorgesteld:

De algemeene vergadering der Vereeniging van leeraren aan inrichtingen van middelbaar onderwijs geeft als hare meening te kennen:
Dat volgens de bestaande wetten de leeraar het meest volledig recht bezit om buiten de school vrij zijn meeningen in woord en geschrift te verkondigen;
En dat het niet mag worden afgekeurd, wanneer hij een, naar zijn oordeel, gepast gebruik van dit recht wenscht te maken.
Zij noodigt het bestuur der Vereeniging uit, van de aanneming dezer motie kennis te geven aan den minister van Binnenlandsche zaken en de beide inspecteurs van het middelbaar onderwijs.

Deze motie raakt kant noch wal. Niet alleen omdat zij lijnrecht in strijd is met de beslissing der Kamer in zake Büchler, leeraar aan de hoogere burgerschool te Zwolle, maar ook op zich zelve beschouwd, afgezien van al wat er te dezer zake gebeurd is.
Er worden daarbij twee stellingen verkondigd, waarvan de eene onjuist en de andere onzinnig is.
Men beweert 1o dat volgens de bestaande wetten de leeraar het meest volledig recht heeft om buiten de school vrij zijn meeningen in woorden en geschriften te verkondigen.
Dat staat nergens geschreven.
Art. 8 der (Goddank nog bestaande) grondwet luidt: Niemand heeft voorafgaand verlof noodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.
Hieruit volgt dat een leeraar geen verlof behoeft te vragen om in couranten te schrijven, maar volstrekt niet, dat hij niet berispt mag worden, indien hij zulks doet op eene wijze, die de school waaraan hij geplaatst is, in discrediet brengt.
De tweede stelling luidt:
Het mag niet worden afgekeurd, waneer hij een, naar zijn oordeel, gepast gebruik van dit recht wenscht te maken.
Dit is klinkkare nonsens.
Een naar zijn oordeel gepast gebruik.” Dus bij den leeraar die schrijft of spreekt staat het oordeel of hij zulks op gepaste wijze doet, al dan neen! Alleen dan, wanneer hij zelf vindt, dat hij van zijne vrijheid een ongepast gebruik heeft gemaakt, zou hij berispelijk zijn. Maar dat zal hij nooit! Wij bidden U, welk redelijk schepsel doet opzettelijk iets, wat in zijn eigen oogen ongepast is? De vraag is natuurlijk, of de superieuren iemands handelwijze al dan niet gepast vinden.
Het feit alleen dat de heer Frowein het woord „gepast” gebruikt, is een bewijs, dat hij zelf gevoelt, dat er voor de vrijheid, door hem geëischt, perken moeten bestaan. Maar de ongelukkige ziet niet in, dat hij met die perken door den leeraar zelven te laten stellen, deze illusoir maakt. En dat begrijpt toch een kind.
Maar het dwaaste komt nog.
Wanneer hij van dat recht wenscht gebruik te maken.”
Daar heeft geen mensch iets tegen. De leeraar mag natuurlijk wenschen wat hij goedvindt en niemand zal zoo onmenschelijk zijn, aan zijn wenschen perken te willen stellen. Ga gerust uw gang, vriend, wensch wat Gij wilt, als Gij maar niet doet wat onvoegzaam is.

Men ziet, de redactie der motie laat nog al te wenschen over. Aan slordigheid valt hier niet te denken. Bij zoo’n gelegenheid doet men zijn best. Wij komen dus tot het besluit, dat de heer Frowein niet in staat is zijne gedachten juist en nauwkeurig uit te drukken. Zelfs dan niet wanneer hij zich aangordt aan Regeering en Vertegenwoorging de les te lezen. Inderdaad deze motie verklaart met andere woorden: De minister Heemskerk heeft den leeraar Büchler ten onrechte berispt en de Kamer heeft aan die berisping ten onrechte haar zegel gehecht. Ik, Frowein, eisch dat op die beslissing worde teruggekomen.
Dit is een stout stuk, vooral voor een leeraar, die op het punt staat buiten betrekking te raken. De openbare meisjesschool te Goes, waaraan de heer Frowein geplaatst is, wordt opgeheven. De minister zou hem dan zijne motie kunnen inpeperen. Maar deze overweging houdt den heer Frowein niet terug. Het besef van overeenkomstig zijn plicht te handelen, acht hij „een zijner dierbaarste belangen”. (Weer mis. Een besef kan wel meer waard zijn dan alle mogelijke belangen, maar zelf een belang, dat nooit.) Aan dit besef is hij bereid zijne meer (?) stoffelijke belangen op te offeren.
Voortreffelijk! Jammer maar dat iemand die het hart zoo hoog draagt, zoo gebrekkig schrijft en zoo weinig verstand van wetten heeft. Er ligt iets komisch in, dat de heer Frowein zoo ’n bluf slaat en zich opwerpt als voorvechter van het onbeperkt (beter dan volledig) recht; ook voor leeraars, om vrij te spreken en te schrijven, terwijl hij niet eens in staat is, zijnen eisch behoorlijk te formuleeren. Men zou hem kunnen te gemoet voeren: Leer eerst vliegen, alvorens het recht te verlangen om te vliegen gelijk Gij verkiest.

Wij hebben nu nog mede te deelen, hoe het met deze onmogelijke motie is afgeloopen. Men vindt daaromtrent een uitvoerig verhaal in het Schoolblad van 1. Sept. ll.
Wegens gebrek aan tijd was de motie het vorige jaar buiten behandeling gelaten. De leden der vereeniging hebben dus allen tijd gehad hun vernuft daarop te spitsen.
De heer Frowein licht zijne motie nader toe en verzoekt deze niet door wijziging krachteloos te maken. De woorden „naar zijn oordeel” schijnen vooral aanstoot gegeven te hebben. Maar „wie deze woorden wil schrappen dient te verklaren, naar wiens oordeel men zich dan zal moeten richten? Naar dat van den directeur, inspecteur, minister, dr. Kuyper, dr. Schaepman, den Paus, den Mahdi enz.?
De heer IJzerman, lid van het hoofdbestuur vindt het eerste deel der motie overbodig. In het tweede behooren de woorden „naar zijn oordeel” geschrapt te worden, want „hoe indien de leeraar het gebruik dat hij van zijn recht maakt gepast vindt, maar overigens ieder weldenkende het ongepast oordeelt?
De voorzitter J. Versluys vindt ook de woorden naar zijn oordeel ongerijmd. „Wanneer een leeraar b. v. op hatelijke, ongepaste wijze zijn superieuren in het openbaar aanvalt, dan moge hij zelf dit gepast vinden, maar spr. zou niet schromen mede te werken om zoo iemand te ontslaan. Eenige grens moet er voor den ambtenaar zijn.”
De heer Van Dam v. Isselt wijst op de verplichtingen die men bij het aanvaarden van een ambt op zich neemt. „Wie iets groots voor heeft, moet niet trachten door eene motie als deze een vrijbrief te krijgen om als hervormer op te treden, maar in zich zelf kracht hebben om alleen te staan.”
Bij stemming werd de eerste alinea der motie aangenomen met 23 tegen 10 stemmen, terwijl 5 buiten stemming bleven.
Het amendement IJzerman op de tweede alinea werd aangenomen met 29 tegen 8 stemmen en 1 buiten stemming.
De aldus gewijzigde tweede alinea werd verworpen met 19 tegen 14 stemmen en 5 buiten stemming.
De derde alinea wordt zonder hoofdelijke stemming verworpen.
Van de motie blijft dus alleen de eerste alinea: De algemeene vergadering enz. geeft als hare meening te kennen, dat volgens de bestaande wetten de leeraar het meest volledig recht bezit om buiten de school vrij zijn meeningen in woord en geschrift te verkondigen.
Indien deze verklaring iets beteekent dan is zij een protest tegen de berisping den leeraar Büchler toegediend. Immers had die leeraar dat onbeperkt recht, dan mocht hij niet berispt worden.
Nu blijkt echter uit de aanneming van het amendement IJzerman dat de meerderheid volstrekt niet bedoelde tegen die berisping te protesteeren.
De vergadering is dus inconsequent geweest. Zij heeft iets verklaard wat zij niet wilde verklaren. Het recht toch om op eene gepaste wijze te spreken en te schrijven is geen volledig maar een beperkt recht.
De heer Frowein was consequent, maar had ongelijk, de meerderheid der vergadering daarentegen was inconsequent, maar had gelijk.
Waarvandaan deze inconsequentie der meerderheid?
Uit misverstand van art. 8 der grondwet. Men verbeeldt zich (en deze dwaling is vrij algemeen) dat daarmee eene absolute vrijheid van drukpers voor ieder, dus ook voor ambtenaren, is gevestigd. Maar men vergeet dat er ook wetten van betamelijkheid, van discipline bestaan, die van zelf spreken en waarvan de grondwetgever niet behoefde te gewagen. Wanneer een ambtenaar die overtreedt, dan wordt hij door zijn superieuren berispt en dat zonder nadeel voor de drukpersvrijheid. Disciplinaire straffen kunnen toch onmogelijk door den grondwetgever zijn afgeschaft.
Ieder welopgevoed ambtenaar begrijpt dit. Alleen schandaalzoekers die zich tot elken prijs op een piedestal willen plaatsen, klagen in zoo’n geval over schending der bij de grondwet gevestigde vrijheid van drukpers.

Dr. Schaepman

heeft in de 32. algemeene vergadering van Duitschlands Katholieken, die thans te Munster gehouden wordt, het woord gevoerd. Hij zeide:

Ook zonder bijzonderen lastbrief, durf ik mijzelven voor gemachtigd houden, u den groet over te brengen mijner katholieke landgenooten. Indien ik in deze eeuw van nationaliteit niet van Nederlandsche stamgenooten spreek, doe ik dit met voordacht. Dit woord heeft iets bedenkelijks (Zeer waar!); doch wanneer wij dankbaar zijn aan God, omdat wij katholieken zijn, wij zijn het ook omdat wij onafhankelijke Nederlanders zijn (Blijken van instemming). Wat zal ik u uit naam van Nederland zeggen? Ik vind een aanknoopingspunt in een actueele quaeatie, in de koloniale quaestie. Wij vormen een kolonialen Staat van beteekenis; gij hebt eerst in den laatsten tijd koloniën bezeten; gij waart een rijk van kolonisten zonder koloniën. Onze koloniale politiek is niet altijd van de beste soort geweest: er is een tijd geweest, dat onze broeders van het Gemeene Leven ook hier, in Westfalen, zegenrijk gewerkt hebben, maar later kwam uit Nederland Jan Van Leyden tot u, die een duizendjarig rijk wilde stichten, waaraan gij te recht een einde hebt gemaakt. Gij daarentegen hebt ons kloosterlingen gezonden en door hen de blijde boodschap tot ons doen komen dat er nog een hoogere strijd bestaat dan de strijd om de goederen dezer aarde (Bravo!); een strijd, die moet volstreden worden, niet met bloed en ijzer, maar door het gebed en door het vaststaan in het heilig geloof der katholieke Kerk. Voor ons, kleinen, en zwakken Staat, is het een koninklijke eer geweest, dat wij uw kloosterlingen konden ontvangen in vrijheid en volkomen onafhankelijk. (Stormachtig bravo!) Van de vrijheid kan veel kwaad gezegd worden; maar de vrijheid, die gepaard gaat met recht en waarheid, hebben wij liefgehad, en aan haar zijn wij trouw gebleven. Wij hebben geen verbanningswetten gemaakt (Levendige toejuichingen); wij hebben niemand over de grenzen gejaagd, integendeel gezegd: „Bij ons zult gij in vrijheid leven”, en het geheele land heeft deze woorden bekrachtigd. De professoren, die ook bij ons Meiwetten verlangden — bij al hetgeen men Culterkampf noemt, staan de heeren professoren altijd vooraan (Hilariteit.) — zijn predikers in de woestijn gebleven. Het volk is hier niet gevolgd. — (Applaus.) Ik breng een Hoch uit op degenen die zich niet meer onder u bevinden, maar die bij ons een toevlucht gevonden hebben, de katholieke orden: mogen zij leven! (Stormachtige en enthusiastische teekenen van instemming).



Nieuwstijdingen.



Z. M. heeft benoemd tot ontvanger der dir. bel. enz. te Amstenrade, den heer J. Noë, thans te Veere; te Nieuw-Buinen (Borger) den heer W. L. Koopmaus, thans te St. Odiliënberg; te Tegelen den heer J. C. Van der Meer, surnumerair uit de inspectie te Rotterdam; te St. Odiliënberg den heer J. H. Blankert, surnumerair uit de inspectie Amsterdam.



In den loop der week ontvingen wij van een onzer abonné’s in Zeeland het volgende schrijven:

Het schijnt, dat zoo’n loterij-gezelschap bij u iets zoo buitengewoons is, dat een correspondent het der moeite waard vindt daarvan een bericht te fabriceeren aan ’t adres van de N. R. C. en wel onder den titel: Een slecht voorbeeld. Onwillekeurig zei ik bij mij zelven, wat zou die correspondent van ons Zeeuwen wel denken, als hij eens vernam, dat hier in Zeeland bijna in elk dorp minstens éen loterij-gezelschap bestaat van 25 of 30 personen, die ieder 50 cent per maand bijdragen. Zoo zijn er o. a. hier te Hansweerd twee, te Krabbendijke ook twee en wie weet hoeveel nog van twee. Wat zou zoo’n correspondent hier een massa berichten hebben! {{Rechts|Achtend enz.



Het vervoer van land- en tuinbouwproducten naar Pruisen per Links-Rhein. Bahn was in Juni 264,450 kilo, in Juli 1,475,530 kilo, in Augustus 2,210,850 kilo; in die drie maanden dus niet minder dan 3,950,830 kilo.



De arrondissements-rechtbank te Roermond heeft in hare zitting van Donderdag den 3. dezer, de volgende vonnissen gewezen in zaken „Stichting Heutz” en „R. C. Armbebestuur” alhier, contra curators in het faillissement Wolters, en wel:
primo, in zake „Stichting Heutz” contra curators in het faillissement Louis Wolters:
1. De Stichting niet-ontvankelijk verklaard in hare vordering, voor zooverre die strekt tot veroordeeling der curators om de 10 obligatiën Nicolas-spoorweg te lossen en aan de Stichting af te geven;
2. De Stichting ongegrond verklaard in hare subsidiaire vordering om als schuldeischeres te worden erkend voor de waarde dier 10 obligatiën;
3. De Stichting als schuldeischeres aanerkend voor de waarde der 91 certificaten Werk. Schuld. (De curators hadden dit deel der vordering toegegeven, zoodra hun namens de Stichting de bewijsstukken waren vertoond.);
4. De Stichting vooralsnog niet-ontvankelijk verklaard in hare vordering om voor de sub 3. bedoelde waarde als preferent schuldeischeresse te worden aanerkend;
5. De Stichting veroordeeld in de kosten, behalve die welke gemaakt zijn door de productie der bewijsstukken, dat de 91 certificaten aan de Firma Louis Wolters waren overgegeven.
Secundo, in zake „Stichting Heutz” contra curators in het faillissement Jean Wolters:
1. De Stichting niet-ontvankelijk verklaard in hare vordering voor zooverre die strekt tot veroordeeling der curators om de 10 obligatiën Nicolas-spoorweg te lossen en aan de Stichting af te geven;
2. De Stichting vooralsnog niet-ontvankelijk verklaard in hare vordering om voor de 10 obligatiën Nicolas-spoorweg als preferent schuldeischeresse te worden aanerkend. (De curators hadden bij de verificatie zich niet verzet tegen de toelating van de Stichting voor de waarde der 10 obligatiën Nicolas-spoorweg in den boedel van Jean Wolters.);
3. De Stichting veroordeeld in de kosten.
Tertio, in zake „R. C. Armbestuur” contra curators in het faillissement Louis Wolters:
1. Het Armbestuur niet-ontvankelijk verklaard in zijne vordering voor zooverre die strekt tot veroordeeling der curators om de 46 obligatiën Oostenrijk Zilver Metalliek te lossen en aan het Armbestuur af te geven;
2. Het Armbestuur ongegrond verklaard in zijn subsidiaire vordering om als schuldeischer te worden erkend voor f. 36662, zijnde de waarde dier obligatiën.
3. Het Armbestuur veroordeeld in de kosten.



Het nummer van den 2. Augustus van den Nederlandschen Spectator bevat van de hand van C. V(osmaer) de volgende beschrijving van het plafond-schilderwerk, onlangs uit de Groote Kerk van Alkmaar naar Maastricht overgebracht. „In 12 jaren tijds zal het 3½ eeuw oude werk wel niet zooveel zijn achteruitgegaan. Het is een dozijn jaren geleden, dat wij dit zolderstuk zagen. Wat wij er ons van herinneren is dit: het was op smalle berden geschilderd in het gewelf van het koor en verbeeldde het laatste oordeel, in zeven vakken afgedeeld. In het midden de tronende Christus op de aarde gezeten, met naakt bovenlijf en van onder gedrapeerd. Om hem heen God de Vader, engelen met bazuinen, met den staf, met de doornenkroon, allen in lange zwaaiende kleederen. Lager, links de hemel, met biddenden, geknielden; in het midden naakte opgestane menschen, rechts de hel, met pijnigingen: sommigen op het rad, anderen gehangen, of in de vlammen. Dit alles was beneden van den grond zeer zichtbaar. De stijl en opvatting onder den invloed der Italiaansche kunst. Het was een werk van Jan van Scorel.”

Maasg.

Sedert Dinsdag is een restauratiewagen in een sneltrein Vlissingen-Venlo. De maatschappij der slaapwagens heeft ook voor deze verbetering gezorgd en natuurlijk zich ingespannen om de reizigers, die met dit rijdend hotel hebben kennis gemaakt, volkomen tevreden te stellen. De wagen rijdt ’s namiddags te 4 uren van Venlo naar Vlissingen terug.



De heer Jan Ebus alhier plukte gister opnieuw aardbeziën van struiken welke in Mei goed gedragen hebben. De vrucht is van de groote soort.



De commissaris des Konings zal den 9. dezer een administratief bezoek brengen aan Gennep en Ottersum, den volgenden dag aan Bergen.



Woensdag hielden een 12tal jagers uit Nijmegen eene drijfjacht in de Reuversche bosschen, waarbij een der drijvers, de 16-jarige Hendriks, doodelijk werd getroffen. De jager D., advocaat te Nijmegen, heeft persoonlijk dadelijk mededeeling aan de Justitie te Roermond gedaan.



In de Woensdag gehouden vergadering van den Raad van State, afdeeling voor de geschillen van bestuur, is ingekomen een kon. besl. ter beslissing van het geschil over de woonplaats van den krankzinnige Martinus Jacobus Visser of Visscher. Daarbij is Roermond aangewezen als de gemeente, verplicht tot het dragen der kosten van overbrenging naar- en verpleging in een krankzinnigengesticht van M. J. Visser of Visscher.



Z. Exc. mgr. Spolverini, internuntius bij het Nederlandsche Hof, zal als plaatsvervanger van Z. H. paus Leo xiii. het eeuwfeest van O. L. Vrouw in ’t Zand, te Roermond den 15. September aanstaande, komen sluiten met een pontificalen hoogdienst, waartoe hij in zijn hoedanigheid van Protonotarius Apostolicus gerechtigd is.



Ter gelegenheid van zijn 90. verjaardag heeft de Burgersociëteit te Roermond aan Zijne Doorl. Hoogw. mgr. J. A. Paredis, bisschop van Roermond, diens prachtig geschilderd portret, als blijk van hoogachting en dankbaarheid, geschonken onder aanbieding van een keurig adres.
Zondag-avond, bij de plechtige onthulling van dit meesterlijk door den heer Heinrich Windhausen geschilderd en zeer goed gelijkend portret, werd in genoemde sociëteit een feestavond gehouden, waarop verschillende muziekstukken werden ten gehoore gebracht, terwijl de weleerw. heer Hillen, pastoor van Susteren, eene feestrede uitsprak.



Uit het Noorderkanaal onder de gemeente Meiel werd het lijk opgevischt van den 26jarigen J. K., reiziger te Weerd. Sedert acht dagen werd hij vermist. Men onderstelt, dat hij bij ongeluk verdronken is.



De 15jarige jongen uit Middelburg afkomstig, die zich te Weerd den 24.