Pagina:Verdrag van Lissabon (Publicatieblad van de EU, 51e jrg. 9 mei 2008).pdf/231

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Artikel 11

1. Het verzoek aan het Gerecht om hogere voorziening kan alleen rechtsvragen betreffen. Het kan gebaseerd zijn op middelen ontleend aan onbevoegdheid van het Gerecht voor ambtenarenzaken, onregelmatigheden in de procedure voor dit Gerecht waardoor aan de belangen van de betrokken partij afbreuk is gedaan, dan wel schending van het recht van de Unie door het Gerecht voor ambtenarenzaken.

2. Het verzoek om hogere voorziening kan niet uitsluitend betrekking hebben op de veroordeling in of het bedrag van de proceskosten.

Artikel 12

1. Onverminderd de artikelen 278 en 279 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 157 van het EGA-Verdrag, heeft het verzoek om hogere voorziening bij het Gerecht geen opschortende werking.

2. In geval van hogere voorziening tegen een beslissing van het Gerecht voor ambtenarenzaken omvat de procedure voor het Gerecht een schriftelijk en een mondeling gedeelte. Onder de in het reglement voor de procesvoering bepaalde voorwaarden kan het Gerecht, de partijen gehoord, zonder mondelinge behandeling beslissen.

Artikel 13

1. In geval van gegrondheid van het verzoek om hogere voorziening vernietigt het Gerecht de beslissing van het Gerecht voor ambtenarenzaken en doet het de zaak zelf af. Het verwijst de zaak uitzonderlijk voor afdoening naar het Gerecht voor ambtenarenzaken wanneer deze niet in staat van wijzen is.

2. Indien de zaak wordt verwezen, is het Gerecht voor ambtenarenzaken gebonden aan de beslissing van het Gerecht over de rechtsvragen.