Pagina:Verdrag van Lissabon (Publicatieblad van de EU, 51e jrg. 9 mei 2008).pdf/318

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Artikel 4

1. Indien een lidstaat oordeelt dat invoer van in de Nederlandse Antillen geraffineerde aardolieproducten welke rechtstreeks of via een andere lidstaat overeenkomstig artikel 2 plaatsvindt, werkelijke moeilijkheden op zijn markt veroorzaakt en dat onmiddellijk optreden noodzakelijk is om daaraan het hoofd te bieden, mag hij op eigen initiatief besluiten, op deze invoer douanerechten toe te passen die niet hoger zijn dan de douanerechten die tegenover derde landen voor dezelfde producten van toepassing zijn. Hij brengt dit besluit ter kennis van de Commissie, die binnen één maand beslist of de door deze staat getroffen maatregelen mogen worden gehandhaafd, dan wel dienen te worden gewijzigd of opgeheven. Artikel 3, lid 3, is op dit besluit van de Commissie van toepassing.

2. Wanneer de invoer van in de Nederlandse Antillen geraffineerde aardolieproducten welke rechtstreeks of via een andere lidstaat overeenkomstig artikel 2 plaatsvindt in één of meer lidstaten van de Europese Unie gedurende één kalenderjaar de in de bijlage van dit protocol vastgestelde hoeveelheden overschrijdt, worden de eventueel krachtens lid 1 door deze lidstaat of lidstaten getroffen maatregelen voor het lopende kalenderjaar rechtmatig geacht: na zich ervan te hebben overtuigd dat de vastgestelde hoeveelheid is bereikt, neemt de Commissie nota van de getroffen maatregelen. In dit geval zien de andere lidstaten ervan of zich tot de Raad te wenden.

Artikel 5

Indien de Unie besluit kwantitatieve beperkingen toe te passen op de invoer van aardolieproducten, ongeacht de herkomst daarvan, mogen deze ook worden toegepast op de invoer van die producten uit de Nederlandse Antillen. In dat geval wordt aan de Nederlandse Antillen een voorkeursbehandeling ten opzichte van derde landen gewaarborgd.

Artikel 6

1. De bepalingen van de artikelen 2 tot en met 5 worden door de Raad, met eenparigheid van stemmen na raadpleging van het Europees Parlement en van de Commissie herzien bij de aanvaarding van een gemeenschappelijke definitie van de oorsprong voor aardolieproducten afkomstig uit derde en geassocieerde landen, bij het nemen van besluiten in het kader van een gemeenschappelijke handelspolitiek voor de betrokken producten, of bij de opstelling van een gemeenschappelijk energiebeleid.

2. Bij deze herziening dienen evenwel in ieder geval voor de Nederlandse Antillen in een passende vorm gelijkwaardige voordelen voor een hoeveelheid van ten minste 2,5 miljoen ton aardolieproducten te worden gehandhaafd.

3. De verplichtingen van de Unie betreffen de in lid 2 genoemde gelijkwaardige voordelen kunnen zo nodig over de landen verdeeld worden, waarbij met de in de bijlage van dit protocol vermelde hoeveelheden rekening wordt gehouden.