Mevrouw Wenche had dikwijls gedacht dat het oogenblik komen moest, waarin de zoon de groote gaping zou ontdekken die er in de ernstigste dingen tusschen zijn vader en moeder bestond.
Maar zij had slechts aan de groote godsdienstige kwesties gedacht en zij was voorbereid geweest. Als Abraham langzamerhand zoo groot werd, dat hij om uitsluitsel van een en ander vroeg, dan zou zij hem open en eerlijk zeggen, dat zij volstrekt niet geloofde in dat alles, waarin andere menschen gelooven.
Die tijd was gekomen en zij had al meermalen met hem over dergelijke dingen gesproken. Het was moeilijk: maar zij hoopte toch altijd dat een groote openhartigheid van haar kant het hem duidelijk zou maken, dat hij in allen deele op haar kon vertrouwen, al had zij juist niet hetzelfde geloof als die anderen.
Zij meende dat het niet goed was om hem op alle huichelarij te wijzen die zij zag en te midden waarvan zij leefde. De professor nam Abraham mee naar de kerk, noemde tusschenbeiden "onzen Lieven Heer" en zoo wat; maar zij wist heel zeker dat er geen greintje waar Christendom in hem gevonden werd.
Maar dat kon zij haar zoon niet uitleggen en het was en bleef dus een groote moeilijkheid met die godsdienstkwestie; wèl leek het alsof