Pagina:Vergif.djvu/176

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
178

gangers en leeraars, dat alles maakte dat hun gedachten zich nooit bezig hielden met wat niet meer was; en Marius Gottwald leek hun al gauw een klein ventje, dat zij jaren geleden gekend hadden, toen zij zelf klein waren en laag in de school zaten.

De eenige die nog herinnering aan hem behield, was Abraham,—niet alleen die herinnering die hem plaagde en waaraan hij maar zoo min mogelijk dacht.

Maar mevrouw Gottwald die nu niets op de wereld meer te doen had als aan de herinneringen van den lieven kleinen Marius te blijven hangen, klemde zich vast aan diens besten vriend. Als zij maar een tipje van Abraham zag, liep zij naar de deur of tikte zij op het raam. Abraham ontging dat liefst; hij had niet graag dat iemand hem daar binnen zag gaan, en hij vond het ook niet prettig om naar mevrouw Gottwald te luisteren.

Zoodra zij hem op de sofa had laten neerzitten, begon zij over kleinen Marius te praten. Den heelen dag lang kon zij ook geen woord spreken over het eenige wat haar dag en nacht vervulde.

Schuw en teruggetrokken als zij leefde, had zij heelemaal geen vriendinnen. Maar 's avonds kwamen de oude stamgasten,—de sombere gedachten van schaamte en berouw en ootmoed in