TRACTAAT.
Zijne Keizerlijke en Koninklijke Majesteit Napoleon, Keizer der Franschen en Koning van Italiën, en de Vergadering van Hun Hoog Mogende, Vertegenwoordigende de Bataafsche Republiek, geprefideerd door Zijne Excellentie den Heer Raadpensionaris, vergezeld van den Staats-Raad, van den Algemeenen Secretaris van Staat en van de Ministers, Secretarissen van Staat, overwegende:
In de eerste plaats,Dat in de tegenwoordige algemeene gesteldheid van zaken en betrekkingen in Europa, een Regering, welke zich van eene voortdurende klem niet kan verzekerd houden, aan 't oogmerk van zijne instelling niet kan beantwoorden.
In de tweede plaats,Dat eene afwisselende vernieuwing van het hoofd van den Staat steeds in Holland zal opleveren eene bron van oneenigheden, en buiten s'Lands een gedurig onderwerp van bewegingen en geschil tusschen de Mogendheden, het zij in vriendschap het zij in vijandschap, zich met Holland bevindende.
In de derde plaats,Dat eene Erfelijke Regering alleen kan waarborgen de geruste bezitting van al het geen, 't welk aan 't Volk van Holland dierbaar is, met name de vrije uitoefening van zijnen Godsdienst, de bewaring van zijne Wetten, zijne staatkundige Onafhankelijkheid en zijne burgerlijke Vrijheid.
In de vierde plaats,Dat zijne voornaamste belangen gelegen zijn, zich te verzekeren van eene magtige bescherming, onder dewelke hetzelve vrijelijk zijne nijverheid moge uitoefenen, en zich handhaven in 't bezit van zijn Grondgebied, van zijnen Koophandel, en van zijne Volkplantingen.
In de vijfde plaats,Dat het Fransche Keizerrijk een zeer wezenlijk belang heeft in 't geluk van het Volk van Holland, in den voorspoed van dezen Staat, en in de duurzaamheid van zijne instellingen, zoo wel uit aanmerking, dat de noordelijke Grenzen van dit Keizerrijk zijn open liggende, en van sterke Vestingen ontbloot, als met betrekking tot deszelfs algemeene staatkundige grondbeginzelen en belangen :
Hebben tot derzelver Ministers Plenipotentiarissen benoemd, te weten :
Zijne Majesteit de Keizer der Franschen en Koning van Italiën, de Heer Charles Maurice Talleyrand, Groot-Kamerheer, Minister van Buitenlandsche Zaken, Groot Kruis van het Legioen van Eer, Ridder van de Orde van den Zwarten en Rooden Adelaar van Pruissen, van de Orde van St. Hubert, enz. enz.
En Zijne Excellentie de Heer Raadpensionaris, de Heeren Carel Hendrik Verhuell, Vice-Admiraal en Minister van de Marine der Bataafsche Republiek, Lid van het Legioen van Eer,
Isaac Jan Alexander Gogel, Minister van Finantiën.